Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal éclat

Vertaal éclat van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. éclat:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor éclat (Frans) in het Nederlands

éclat:

éclat [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'éclat (éruption; explosion)
    de uitbarsting; de uitval; uitbarsten; emotionele uitval
  2. l'éclat (lueur; lustre; étincellement; scintillement)
    de luister; schitteren; de glans
    • luister [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schitteren [znw.] zelfstandig naamwoord
    • glans [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. l'éclat (étincelle; étincellement; scintillement; lueur scintillante)
    de vonk; de glinstering; flakker
    • vonk [de ~] zelfstandig naamwoord
    • glinstering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • flakker [znw.] zelfstandig naamwoord
  4. l'éclat (étincellement; reflet; flash; )
    de schittering; de schijn; de flakkering; het geflikker; de flikkering
  5. l'éclat (éruption volcanique; fracas; explosion; détonation; grondement)
    de vulkaanuitbarsting; de uitbarsting
  6. l'éclat (brillance)
    glimmen; het glanzen
    • glimmen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • glanzen [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. l'éclat (brillance)
    blinken
    • blinken [znw.] zelfstandig naamwoord
  8. l'éclat (commotion; bruit; cas)
    de ophef; de deining
    • ophef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • deining [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  9. l'éclat (scintillement; étincellement)
    de glinstering; de fonkeling; gefonkel
  10. l'éclat (scintillement; étincellement)
    geglinster
  11. l'éclat (écharde; éclat de bois; fragment; )
    de splinter; de scherf; diggel
    • splinter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • scherf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • diggel [znw.] zelfstandig naamwoord
  12. l'éclat
    de flonkering
  13. l'éclat (boucle; flocon; pellicule; )
    de krul; de haarkrul
    • krul [de ~] zelfstandig naamwoord
    • haarkrul [de ~] zelfstandig naamwoord
  14. l'éclat (explosion; fracas; détonation; déchargement; grondement)
    de ontlading; plotselinge uitbarsting
  15. l'éclat (lourde chute; coup; choc; )
    de dreun; de klap; de knal; de smak; de kwak
    • dreun [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • knal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • smak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kwak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  16. l'éclat (éclat extérieur)
    de gloed
    • gloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor éclat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinken brillance; éclat
deining bruit; cas; commotion; éclat fluctuation; houle; oscillation
diggel fragment; morceau; tesson; écharde; éclat; éclat de bois; éclisse
dreun boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat claque; coup; coup de poing; gifle; torgnole
emotionele uitval explosion; éclat; éruption
flakker lueur scintillante; scintillement; éclat; étincelle; étincellement
flakkering flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement
flikkering flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement
flonkering éclat
fonkeling scintillement; éclat; étincellement gloire; honneur; scintillement; splendeur; étincellement
geflikker flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement
gefonkel scintillement; éclat; étincellement
geglinster scintillement; éclat; étincellement
glans lueur; lustre; scintillement; éclat; étincellement apparat; couche brillante; faste; lueur; lustre; magnificence; pompe; reflets; rougeoiement; splendeur
glanzen brillance; éclat
glimmen brillance; éclat
glinstering lueur scintillante; scintillement; éclat; étincelle; étincellement
gloed éclat; éclat extérieur ardeur; chaleur; ferveur; feu; fougue; lueur; lustre; passion; pulsion sexuelle; reflets; rougeoiement
haarkrul boucle; copeau; flocon; microprocesseur; pellicule; puce; écaille; éclat
klap boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat babillage; baffe; bavardage; bavardages; beigne; calomnie; cancan; causeries; causettes; chataîgne; clabaudage; claque; commérage; commérages; coup; coup dur; gifle; gnon; heurt; marron; pain; papotage; petit coup; racontars; radotages; ragot; ragots; tape; torgnole
knal boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat claque; coup; déflagration; détonation; explosion; gifle
krul boucle; copeau; flocon; microprocesseur; pellicule; puce; écaille; éclat boucle; boucle de cheveux; frison; mèche; pissotière; spirale; urinal; urinoir; vespasienne
kwak boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat caillot; giclure; grumeau; marron; pâté; tache
luister lueur; lustre; scintillement; éclat; étincellement apparat; faste; lustre; magnificence; pompe; splendeur
ontlading déchargement; détonation; explosion; fracas; grondement; éclat décharge électrique; déchargement
ophef bruit; cas; commotion; éclat brouhaha; chichis; rumeur; tam-tam; tapage; tumulte; vacarme
plotselinge uitbarsting déchargement; détonation; explosion; fracas; grondement; éclat
scherf fragment; morceau; tesson; écharde; éclat; éclat de bois; éclisse
schijn flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement apparence; camouflage; changement d'habits; couverture; devanture; déguisement; façade; illusion; leurre; lueur; lustre; manteau; mascarade; masque; pignon; semblant; travestissement; trompe-l'oeil
schitteren lueur; lustre; scintillement; éclat; étincellement
schittering flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement gloire; honneur; scintillement; splendeur; étincellement
smak boum; choc; coup; coup violent; fracas; grondement; lourde chute; éclat
splinter fragment; morceau; tesson; écharde; éclat; éclat de bois; éclisse
uitbarsten explosion; éclat; éruption
uitbarsting détonation; explosion; fracas; grondement; éclat; éruption; éruption volcanique
uitval explosion; éclat; éruption rebut
vonk lueur scintillante; scintillement; éclat; étincelle; étincellement
vulkaanuitbarsting détonation; explosion; fracas; grondement; éclat; éruption volcanique éruption volcanique
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinken briller; luire; reluire
glanzen briller; resplendir; étinceler
glimmen briller; scintiller; étinceler
schitteren briller; exceller; luire; rayonner; reluire; resplendir; scintiller; étinceler

Synoniemen voor "éclat":


Wiktionary: éclat

éclat éclat
noun
  1. een plotselinge, felle uiting
Cross Translation:
FromToVia
• éclat → schilfer; vlok ↔ flake — thin chiplike layer
• éclat → splinter ↔ flake — archaeology: thin stone tool
• éclat → glans; schittering ↔ luster — a shine, polish or sparkle
• éclat → luister; glans; splendeur ↔ luster — brilliance, attractiveness or splendor
• éclat → ronde ↔ round — outburst
• éclat → schijn; straling ↔ shine — brightness from a source of light
• éclat → splinter ↔ splinter — long, sharp fragment of material, often wood

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van éclat







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0851 seconde
Page rendered in 1.0 seconds