Frans
Uitgebreide vertaling voor éclaircir (Frans) in het Nederlands
éclaircir:
éclaircir werkwoord (éclaircis, éclaircit, éclaircissons, éclaircissez, éclaircissent, éclaircissais, éclaircissait, éclaircissions, éclaircissiez, éclaircissaient, éclaircîmes, éclaircîtes, éclaircirent, éclaircirai, éclairciras, éclaircira, éclaircirons, éclaircirez, éclairciront)
-
éclaircir (expliquer; clarifier; préciser; illustrer; tirer au clair)
uitleggen; verklaren; toelichten; begrijpelijk maken; ophelderen; opklaren-
begrijpelijk maken werkwoord
-
éclaircir (exposer; commenter; expliquer)
verklaren; toelichten; ophelderen; verduidelijken; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
éclaircir (élucider; clarifier; expliquer; commenter)
verduidelijken; nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
nader verklaren werkwoord (verklaar nader, verklaart nader, verklaarde nader, verklaarden nader, nader verklaard)
-
-
éclaircir (expliquer; faire comprendre)
uitleggen; verduidelijken; uiteenzetten; ontvouwen-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
éclaircir (mettre en lumière; éclairer; irradier)
-
éclaircir (mettre en lumière; éclairer; clarifier)
-
éclaircir (élaguer; épuiser; couper; déboiser; décimer)
Conjugations for éclaircir:
Présent
- éclaircis
- éclaircis
- éclaircit
- éclaircissons
- éclaircissez
- éclaircissent
imparfait
- éclaircissais
- éclaircissais
- éclaircissait
- éclaircissions
- éclaircissiez
- éclaircissaient
passé simple
- éclaircis
- éclaircis
- éclaircit
- éclaircîmes
- éclaircîtes
- éclaircirent
futur simple
- éclaircirai
- éclairciras
- éclaircira
- éclaircirons
- éclaircirez
- éclairciront
subjonctif présent
- que j'éclaircisse
- que tu éclaircisses
- qu'il éclaircisse
- que nous éclaircissions
- que vous éclaircissiez
- qu'ils éclaircissent
conditionnel présent
- éclaircirais
- éclaircirais
- éclaircirait
- éclaircirions
- éclairciriez
- éclairciraient
passé composé
- ai éclairci
- as éclairci
- a éclairci
- avons éclairci
- avez éclairci
- ont éclairci
divers
- éclaircis!
- éclaircissez!
- éclaircissons!
- éclairci
- éclaircissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor éclaircir:
Synoniemen voor "éclaircir":
Computer vertaling door derden: