Propriétaire: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

propriétaire:
- eigenaar; houder; bezitter; drager; verhuurder; huurbaas; huisbaas; hospes; huisheer; kamerverhuurder; verpachter; huiseigenaar; huisbezitter; woningbezitter; waard; kroegbaas; café-eigenaar; pensionhouder
- bezitster
- eigenaar
Wiktionary:
- propriétaire → eigenaar, hospes
- propriétaire → hospita, huisbaas, eigenaar, eigenares, bezitter, bezitster, uitbater

Frans

Uitgebreide vertaling voor propriétaire (Frans) in het Nederlands

propriétaire:

propriétaire [le ~] zelfstandig naamwoord

le propriétaire (titulaire; possesseur; porteur; détenteur; conteneur; tenancier; container; titulaire d'une licence)
de eigenaar; de houder; de bezitter; de drager
- eigenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- houder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bezitter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- drager [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le propriétaire (loueur)
de verhuurder; huurbaas
- verhuurder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- huurbaas [znw.] zelfstandig naamwoord
le propriétaire (concierge; logeur; gardien; propriétaire foncier; patron d'une pension)
de huisbaas; huurbaas; de hospes; de huisheer; de kamerverhuurder
- huisbaas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- huurbaas [znw.] zelfstandig naamwoord
- hospes [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- huisheer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kamerverhuurder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le propriétaire (bailleur; loueur)
de verpachter
- verpachter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le propriétaire
de huiseigenaar; huisbezitter; de woningbezitter
- huiseigenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- huisbezitter [znw.] zelfstandig naamwoord
- woningbezitter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le propriétaire (aubergiste)
de waard; de kroegbaas; de café-eigenaar
- waard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kroegbaas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- café-eigenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le propriétaire (patron d'une pension)
de pensionhouder
- pensionhouder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

propriétaire [la ~] zelfstandig naamwoord

la propriétaire
de bezitster
- bezitster [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

propriétaire

propriétaire
de eigenaar
- eigenaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor propriétaire:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bezitster	propriétaire
bezitter	container; conteneur; détenteur; porteur; possesseur; propriétaire; tenancier; titulaire; titulaire d'une licence
café-eigenaar	aubergiste; propriétaire
drager	container; conteneur; détenteur; porteur; possesseur; propriétaire; tenancier; titulaire; titulaire d'une licence	chargeur; crocheteur; portefaix; porteur
eigenaar	container; conteneur; détenteur; porteur; possesseur; propriétaire; tenancier; titulaire; titulaire d'une licence
hospes	concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
houder	container; conteneur; détenteur; porteur; possesseur; propriétaire; tenancier; titulaire; titulaire d'une licence	boîte à plumes; détenteur; plumier; porteur; station d'accueil; tenancier; étui à plumes
huisbaas	concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
huisbezitter	propriétaire
huiseigenaar	propriétaire
huisheer	concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
huurbaas	concierge; gardien; logeur; loueur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
kamerverhuurder	concierge; gardien; logeur; patron d'une pension; propriétaire; propriétaire foncier
kroegbaas	aubergiste; propriétaire	aubergiste; cafetier; châtelain; débitant de boissons; patron de bistrot; patron de débit de boissons
pensionhouder	patron d'une pension; propriétaire
verhuurder	loueur; propriétaire
verpachter	bailleur; loueur; propriétaire
waard	aubergiste; propriétaire	aubergiste; cafetier; châtelain; débitant de boissons; marchand de vins; patron de bistrot; patron de débit de boissons
woningbezitter	propriétaire
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
waard		important

Synoniemen voor "propriétaire":

actionnaire; possédant; associé; armateur; affréteur; pourvoyeur; charter; bailleresse; commanditaire; prêteuse; créancière; bailleur; prêteur; créancier; bénéficiaire; profitable; rentable; adjudicataire; attributaire; détenteur; possesseur; tenant; receleur; détentrice; tenante; habitant; locataire; occupant; hôte; résidant; locateur; maître; enseignant; virtuose; patron; directeur; employeur; chef; patronne; maîtresse; directrice; employeuse; acquéreur; héritier; proprio; titulaire

Wiktionary: propriétaire

propriétaire

noun

Celui, celle à qui une chose appartenir en propriété.
- propriétaire → eigenaar

propriétaire

noun

iemand wiens bezit iets is
- eigenaar → propriétaire
een man die een of meer kamers in zijn eigen woonhuis ter beschikking stelt aan een kostganger of commensaal
- hospes → propriétaire

Cross Translation:

From	To	Via
• propriétaire	→ hospita	↔ landlady — female landlord
• propriétaire	→ huisbaas	↔ landlord — person who owns and rents land such as a house, apartment, or condo
• propriétaire	→ eigenaar; eigenares; bezitter; bezitster	↔ owner — one who owns
• propriétaire	→ eigenaar; bezitter	↔ proprietor — owner
• propriétaire	→ eigenaar	↔ Besitzer — Recht: die Person / Personen, die die tatsächliche Herrschaft über eine Sache ausüben
• propriétaire	→ uitbater	↔ Eigentümer — diejenige Person, die die rechtliche Herrschaft über eine Sache hat
• propriétaire	→ eigenaar	↔ Inhaber — (umgangssprachlich) (unjuristischer Sprachgebrauch): jemand, der eine bestimmte Sache besitzt

Verwante vertalingen van propriétaire

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: propriétaire

Uitgebreide vertaling voor propriétaire (Frans) in het Nederlands

propriétaire:

propriétaire [le ~] zelfstandig naamwoord

le propriétaire (titulaire; possesseur; porteur; détenteur; conteneur; tenancier; container; titulaire d'une licence)

le propriétaire (loueur)

le propriétaire (concierge; logeur; gardien; propriétaire foncier; patron d'une pension)

le propriétaire (bailleur; loueur)

le propriétaire

le propriétaire (aubergiste)

le propriétaire (patron d'une pension)

propriétaire [la ~] zelfstandig naamwoord

la propriétaire

propriétaire

propriétaire

Vertaal Matrix voor propriétaire:

Synoniemen voor "propriétaire":

Wiktionary: propriétaire

Verwante vertalingen van propriétaire