Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- formuler:
-
Wiktionary:
- formuler → formuleren, onder woorden brengen, verwoorden, inkleden, vervatten
- formuler → formuleren, verwoorden
Frans
Uitgebreide vertaling voor formuler (Frans) in het Nederlands
formuler:
formuler werkwoord (formule, formules, formulons, formulez, formulent, formulais, formulait, formulions, formuliez, formulaient, formulai, formulas, formula, formulâmes, formulâtes, formulèrent, formulerai, formuleras, formulera, formulerons, formulerez, formuleront)
-
formuler (présenter; exprimer; phraser)
-
formuler (exprimer per des paroles; exprimer)
-
formuler (phraser; envelopper; tourner; présenter)
-
formuler (exprimer; raconter; prononcer; se manifester; interpréter; donner tournure à; manifester; dire; avancer; communiquer; traduire; parler; proférer; se traduire; imiter; s'exprimer; faire un discours)
uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; vertolken-
uiting geven aan werkwoord
-
uitdrukking geven aan werkwoord (geef uitdrukking aan, geeft uitdrukking aan, gaf uitdrukking aan, gaven uitdrukking aan, uitdrukking gegeven aan)
-
formuler (phraser; exprimer)
Conjugations for formuler:
Présent
- formule
- formules
- formule
- formulons
- formulez
- formulent
imparfait
- formulais
- formulais
- formulait
- formulions
- formuliez
- formulaient
passé simple
- formulai
- formulas
- formula
- formulâmes
- formulâtes
- formulèrent
futur simple
- formulerai
- formuleras
- formulera
- formulerons
- formulerez
- formuleront
subjonctif présent
- que je formule
- que tu formules
- qu'il formule
- que nous formulions
- que vous formuliez
- qu'ils formulent
conditionnel présent
- formulerais
- formulerais
- formulerait
- formulerions
- formuleriez
- formuleraient
passé composé
- ai formulé
- as formulé
- a formulé
- avons formulé
- avez formulé
- ont formulé
divers
- formule!
- formulez!
- formulons!
- formulé
- formulant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor formuler:
Synoniemen voor "formuler":
Wiktionary: formuler
formuler
Cross Translation:
verb
formuler
-
mettre en formule.
- formuler → formuleren; onder woorden brengen; verwoorden; inkleden; vervatten
verb
-
in woorden omzetten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• formuler | → formuleren; verwoorden | ↔ formulate — to reduce to, or express in, a formula; to put in a clear and definite form of statement or expression |