Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- contrarier:
-
Wiktionary:
- contrarier → ontstemmen, de voet dwars zetten, tegengaan, tegenwerken, contrariëren, dwarsbomen
- contrarier → dwarsbomen
Frans
Uitgebreide vertaling voor contrarier (Frans) in het Nederlands
contrarier:
contrarier werkwoord (contrarie, contraries, contrarions, contrariez, contrarient, contrariais, contrariait, contrariions, contrariiez, contrariaient, contrariai, contrarias, contraria, contrariâmes, contrariâtes, contrarièrent, contrarierai, contrarieras, contrariera, contrarierons, contrarierez, contrarieront)
-
contrarier (contrecarrer; traverser les projets de; arrêter; gêner; stopper; empêcher; barrer; frustrer; retenir)
-
contrarier (contrecarrer; se rebeller; s'opposer à)
tegenwerken; tegengaan; tegenstreven; weerstreven-
tegenstreven werkwoord (streef tegen, streeft tegen, streefte tegen, streeften tegen, tegengestreefd)
-
contrarier (faire échouer)
een stokje steken voor; verijdelen; doen mislukken-
een stokje steken voor werkwoord
-
doen mislukken werkwoord
-
-
contrarier (avoir quelque chose sur le coeur; gêner; chicaner)
-
contrarier (chicaner)
chicaneren; kleinzielig gedragen-
kleinzielig gedragen werkwoord (gedraag kleinzielig, gedraagt kleinzielig, gedroeg kleinzielig, gedroegen kleinzielig, kleinzielig gedragen)
Conjugations for contrarier:
Présent
- contrarie
- contraries
- contrarie
- contrarions
- contrariez
- contrarient
imparfait
- contrariais
- contrariais
- contrariait
- contrariions
- contrariiez
- contrariaient
passé simple
- contrariai
- contrarias
- contraria
- contrariâmes
- contrariâtes
- contrarièrent
futur simple
- contrarierai
- contrarieras
- contrariera
- contrarierons
- contrarierez
- contrarieront
subjonctif présent
- que je contrarie
- que tu contraries
- qu'il contrarie
- que nous contrariions
- que vous contrariiez
- qu'ils contrarient
conditionnel présent
- contrarierais
- contrarierais
- contrarierait
- contrarierions
- contrarieriez
- contrarieraient
passé composé
- ai contrarié
- as contrarié
- a contrarié
- avons contrarié
- avez contrarié
- ont contrarié
divers
- contrarie!
- contrariez!
- contrarions!
- contrarié
- contrariant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor contrarier:
Synoniemen voor "contrarier":
Wiktionary: contrarier
contrarier
Cross Translation:
verb
contrarier
-
Empêcher d’agir, d’aboutir
- contrarier → ontstemmen; de voet dwars zetten; tegengaan; tegenwerken
verb
-
tegenwerken, dwars liggen
-
tegenwerken, moeilijkheden geven
-
zich tegen iets verzetten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• contrarier | → dwarsbomen | ↔ thwart — to prevent; to halt; to cause failure |