Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- cirer:
-
Wiktionary:
- cirer → in de was zetten, met was inwrijven, poetsen, schoenen poetsen, boenen
- cirer → wassen, was aanbrengen, met was insmeren
Frans
Uitgebreide vertaling voor cirer (Frans) in het Nederlands
cirer:
cirer werkwoord (cire, cires, cirons, cirez, cirent, cirais, cirait, cirions, ciriez, ciraient, cirai, ciras, cira, cirâmes, cirâtes, cirèrent, cirerai, cireras, cirera, cirerons, cirerez, cireront)
-
cirer
in de was zetten-
in de was zetten werkwoord
-
-
cirer (astiquer; frotter; faire briller)
-
cirer (frotter; décrasser; faire briller; frotter de; nettoyer; essuyer; astiquer; laver; laver à grande eau)
boenen; schrobben; schoonboenen; afschrobben; afboenen; schoonschrobben-
schoonboenen werkwoord
-
afboenen werkwoord
-
schoonschrobben werkwoord (schrob schoon, schrobt schoon, schrobde schoon, schrobden schoon, schoongeschrobd)
Conjugations for cirer:
Présent
- cire
- cires
- cire
- cirons
- cirez
- cirent
imparfait
- cirais
- cirais
- cirait
- cirions
- ciriez
- ciraient
passé simple
- cirai
- ciras
- cira
- cirâmes
- cirâtes
- cirèrent
futur simple
- cirerai
- cireras
- cirera
- cirerons
- cirerez
- cireront
subjonctif présent
- que je cire
- que tu cires
- qu'il cire
- que nous cirions
- que vous ciriez
- qu'ils cirent
conditionnel présent
- cirerais
- cirerais
- cirerait
- cirerions
- cireriez
- cireraient
passé composé
- ai ciré
- as ciré
- a ciré
- avons ciré
- avez ciré
- ont ciré
divers
- cire!
- cirez!
- cirons!
- ciré
- cirant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor cirer:
Synoniemen voor "cirer":
Wiktionary: cirer
cirer
Cross Translation:
verb
cirer
-
Enduire de cirage une chaussure pour la faire briller.
- cirer → in de was zetten; met was inwrijven; poetsen; schoenen poetsen
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • cirer | → wassen; was aanbrengen; met was insmeren | ↔ wax — apply wax to |