Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: caractériser

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: caractériser

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. caractériser:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor caractériser (Frans) in het Nederlands

caractériser:

caractériser werkwoord (caractérise, caractérises, caractérisons, caractérisez, )

  1. caractériser (typer)
    karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren; kenschetsen
    • karakteriseren werkwoord (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken werkwoord (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
    • typeren werkwoord (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)
    • kenschetsen werkwoord (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)
  2. caractériser (raconter; dire; écrire; )
    zeggen; vertellen; uiteenzetten; verhalen; mededelen
    • zeggen werkwoord (zeg, zeg/zegt, zegt, zei, zeiden, gezegd)
    • vertellen werkwoord (vertel, vertelt, vertelde, vertelden, verteld)
    • uiteenzetten werkwoord (zet uiteen, zette uiteen, zetten uiteen, uiteengezet)
    • verhalen werkwoord (verhaal, verhaalt, verhaalde, verhaalden, verhaald)
    • mededelen werkwoord (deel mede, deelt mede, deelde mede, deelden mede, medegedeeld)
    beschrijven
    – precies vertellen hoe het eruitziet of hoe het ging 1
    • beschrijven werkwoord (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
      • de nieuwslezer beschreef de gebeurtenissen1
  3. caractériser (déterminer; typer; définir; )
    karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren
    • karakteriseren werkwoord (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken werkwoord (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • kenschetsen werkwoord (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)
    • typeren werkwoord (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)

Conjugations for caractériser:

Présent
  1. caractérise
  2. caractérises
  3. caractérise
  4. caractérisons
  5. caractérisez
  6. caractérisent
imparfait
  1. caractérisais
  2. caractérisais
  3. caractérisait
  4. caractérisions
  5. caractérisiez
  6. caractérisaient
passé simple
  1. caractérisai
  2. caractérisas
  3. caractérisa
  4. caractérisâmes
  5. caractérisâtes
  6. caractérisèrent
futur simple
  1. caractériserai
  2. caractériseras
  3. caractérisera
  4. caractériserons
  5. caractériserez
  6. caractériseront
subjonctif présent
  1. que je caractérise
  2. que tu caractérises
  3. qu'il caractérise
  4. que nous caractérisions
  5. que vous caractérisiez
  6. qu'ils caractérisent
conditionnel présent
  1. caractériserais
  2. caractériserais
  3. caractériserait
  4. caractériserions
  5. caractériseriez
  6. caractériseraient
passé composé
  1. ai caractérisé
  2. as caractérisé
  3. a caractérisé
  4. avons caractérisé
  5. avez caractérisé
  6. ont caractérisé
divers
  1. caractérise!
  2. caractérisez!
  3. caractérisons!
  5. caractérisé
  6. caractérisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor caractériser:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschrijven apprendre; caractériser; dire; décrire; définir; expliquer; faire le compte rendu de; interpréter; raconter; écrire croquer; décrire; dépeindre; esquisser; exprimer; interpréter; refléter; rendre; reproduire; traduire; ébaucher; écrire
karakteriseren caractériser; décrire; définir; dépeindre; déterminer; marquer; marquer d'un trait; peindre; typer
kenmerken caractériser; décrire; définir; dépeindre; déterminer; marquer; marquer d'un trait; peindre; typer
kenschetsen caractériser; décrire; définir; dépeindre; déterminer; marquer; marquer d'un trait; peindre; typer
mededelen apprendre; caractériser; dire; décrire; définir; expliquer; faire le compte rendu de; interpréter; raconter; écrire
tekenen caractériser; typer calquer; dessiner; dépeindre; faire le portrait de; peindre; représenter; signer; tracer
typeren caractériser; décrire; définir; dépeindre; déterminer; marquer; marquer d'un trait; peindre; typer
uiteenzetten apprendre; caractériser; dire; décrire; définir; expliquer; faire le compte rendu de; interpréter; raconter; écrire clarifier; commenter; expliquer; faire comprendre; mettre à part; séparer; éclaircir; élucider
verhalen apprendre; caractériser; dire; décrire; définir; expliquer; faire le compte rendu de; interpréter; raconter; écrire conter; dire; parler; raconter; rendre compte; répandre
vertellen apprendre; caractériser; dire; décrire; définir; expliquer; faire le compte rendu de; interpréter; raconter; écrire aborder; conter; dire; mettre quelque chose sur le tapis; parler; raconter; rendre compte; répandre; évoquer
zeggen apprendre; caractériser; dire; décrire; définir; expliquer; faire le compte rendu de; interpréter; raconter; écrire aborder; communiquer; mettre quelque chose sur le tapis; porter à la connaissance de; évoquer

Synoniemen voor "caractériser":


Wiktionary: caractériser

caractériser
verb
  1. (overgankelijk) kenmerken
  2. een herkenningspunt ergens van zijn
Cross Translation:
FromToVia
• caractériser → typeren ↔ charakterisieren — ‚etwas charakterisiert jemanden:‘ für jemanden typisch, kennzeichnend sein
• caractériser → afschilderen; schilderen; uitbeelden; uitschilderen ↔ zeichnen — (transitiv); im übertragenen Sinne: schildern; (in literarischen Darbietungen und Texten) Figuren, Charaktere mittels Zeichen, Sprachstil, Gesten, in Haltung und Miene interagierend handeln lassen
• caractériser → kenmerken; kenschetsen; kentekenen; markeren; tekenen; merken; stempeln ↔ zeichnen — (transitiv) etwas mit einem oder mehreren Zeichen versehen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0525 seconde
Page rendered in 1.0 seconds