Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- touchant:
-
toucher:
- verdienen; aanraken; voelen; incasseren; opvangen; iets verduren; beïnvloeden; treffen; raken; beroeren; betreffen; aangaan; betasten; bevoelen; slaan op; toucheren; ontroeren; ontmoeten; tegenkomen; grenzen; grenzen aan; aangrijpen; starten; beginnen; aanvangen; van start gaan; geld in ontvangst nemen; innen; verkrijgen; verwerven; aanstippen; aanroeren; even aanraken; ondernemen; bekomen; zich hervinden
- contact; aanraking; impact; aanslag; prikkeling; sensatie; zintuiglijke gewaarwording; tastzin; gevoelszin
-
Wiktionary:
- touchant → aandoenlijk, aangrijpend, ontroerend
- touchant → ontroerende, ontroerend, roerend
- toucher → raken, aanraken, beroeren, aankomen, toucheren, aanboren, innen, roeren, treffen
- toucher → belang hechten aan, zich inlaten, aanraken, slaan, treffen, raken, botsen, beroeren, roeren, ontroeren
Frans
Uitgebreide vertaling voor touchant (Frans) in het Nederlands
touchant:
-
touchant (concernant; à propos de; au sujet de; quant à; pour ce qui est de)
-
touchant (émouvant; émotionnel; émotionennel; poignant; prenant; saisissant; passionnant; navrant; entraînant; enchanteur; émotif; engageant; bouleversant; déchirant; d'une façon émouvante; d'une manière émotive)
aangrijpend; ontroerend; hartveroverend; hartroerend; roerend; emotioneel-
aangrijpend bijvoeglijk naamwoord
-
ontroerend bijvoeglijk naamwoord
-
hartveroverend bijvoeglijk naamwoord
-
hartroerend bijvoeglijk naamwoord
-
roerend bijvoeglijk naamwoord
-
emotioneel bijvoeglijk naamwoord
-
-
touchant (déchirant; émouvant; saisissant; poignant; bouleversant; navrant)
aangrijpend; hartbrekend; hartverscheurend-
aangrijpend bijvoeglijk naamwoord
-
hartbrekend bijvoeglijk naamwoord
-
hartverscheurend bijvoeglijk naamwoord
-
-
touchant (caractéristique; saisissant; descriptif; frappant; typique; représentatif; distinctif)
typerend; kenschetsend; tekenend-
typerend bijvoeglijk naamwoord
-
kenschetsend bijvoeglijk naamwoord
-
tekenend bijvoeglijk naamwoord
-
-
touchant (émouvant)
aandoenlijk-
aandoenlijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
touchant (émouvant)
aandoenlijke-
aandoenlijke bijvoeglijk naamwoord
-
-
touchant (pathétique; émouvant; de façon mélodramatique; pathétiquement; poignant; mélodramatique; d'une manière touchante)
Vertaal Matrix voor touchant:
Synoniemen voor "touchant":
Wiktionary: touchant
touchant
Cross Translation:
adjective
-
ontroerend, vertederend
-
aandoenlijk, ontroerend.
-
aandoenlijk, aangrijpend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• touchant | → ontroerende; ontroerend | ↔ moving — that causes someone to feel emotion |
• touchant | → roerend | ↔ touching — provoking sadness and pity |
touchant vorm van toucher:
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
toucher (gagner de l'argent; gagner)
-
toucher
-
toucher
-
toucher (influencer; faire une saut à; se rapporter à; concerner)
-
toucher (atteindre; battre)
-
toucher (concerner; regarder; s'agir de)
-
toucher (tâter; palper; tâtonner)
-
toucher (concerner; regarder; se rapporter à; atteindre; intéresser)
-
toucher (frôler)
-
toucher (émouvoir; atteindre; concerner; remuer)
-
toucher (rencontrer; croiser; trouver; découvrir; tomber sur)
-
toucher (toucher à; avoisiner; être limitrophe à; jouxter; être attenant à; côtoyer)
-
toucher (émouvoir; émotionner; attendrir)
-
toucher (commencer; commencer à; démarrer; lancer; mettre en marche; prendre; faire; débuter; entamer; envoyer; partir; entrer en vigueur; donner le signal du départ pour; engager; entreprendre; ouvrir; se mettre en mouvement; amorcer; activer; s'activer)
-
toucher (encaisser; percevoir)
-
toucher (obtenir; acquérir; recevoir; percevoir)
-
toucher (toucher légèrement; frôler; effleurer; mélanger; toquer; marquer d'un point; toucher un moment; toucher à peine à)
aanstippen; aanroeren; even aanraken-
even aanraken werkwoord (raak even aan, raakt even aan, raakte even aan, raakten even aan, even aangeraakt)
-
toucher (entreprendre; engager; commencer; prendre; entamer; démarrer; mettre en marche; débuter)
-
toucher (récupérer; revivre; ranimer; se remettre sur pied; se remettre; se remettre lentement)
Conjugations for toucher:
Présent
- touche
- touches
- touche
- touchons
- touchez
- touchent
imparfait
- touchais
- touchais
- touchait
- touchions
- touchiez
- touchaient
passé simple
- touchai
- touchas
- toucha
- touchâmes
- touchâtes
- touchèrent
futur simple
- toucherai
- toucheras
- touchera
- toucherons
- toucherez
- toucheront
subjonctif présent
- que je touche
- que tu touches
- qu'il touche
- que nous touchions
- que vous touchiez
- qu'ils touchent
conditionnel présent
- toucherais
- toucherais
- toucherait
- toucherions
- toucheriez
- toucheraient
passé composé
- ai touché
- as touché
- a touché
- avons touché
- avez touché
- ont touché
divers
- touche!
- touchez!
- touchons!
- touché
- touchant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
-
le toucher (attouchement; contact; frôlement)
-
le toucher (agression à main armée; attentat; tentative; tape; essai; contact)
-
le toucher (sentiment; chatouillement; perception; sensation; frisson agréable)
-
le toucher (sens du toucher)
Vertaal Matrix voor toucher:
Synoniemen voor "toucher":
Wiktionary: toucher
toucher
Cross Translation:
verb
toucher
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toucher | → belang hechten aan; zich inlaten | ↔ concern — to be of importance to |
• toucher | → aanraken | ↔ contact — touch physically |
• toucher | → slaan | ↔ hit — to manage to touch in the right place |
• toucher | → treffen; raken; botsen | ↔ impinge — To make a physical impact on to collide, to crash (upon). |
• toucher | → aanraken; beroeren; raken | ↔ touch — make physical contact with |
• toucher | → raken; roeren; ontroeren | ↔ touch — affect emotionally |
Computer vertaling door derden: