Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lente:
  2. ente:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. lente:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor lente (Frans) in het Nederlands

lente:

lente [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la lente
    de neet
    • neet [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lente:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
neet lente

Synoniemen voor "lente":


Wiktionary: lente

lente
noun
  1. Œuf de pou

Cross Translation:
FromToVia
lente neet nit — egg of a louse
lente traag; langzaam; sloom slow — not quick in motion

lente vorm van ente:

ente [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'ente (branche d'arbre; tige; branche; greffon)
    de boomtak; de tak; de ent
    • boomtak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ent [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ente:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boomtak branche; branche d'arbre; ente; greffon; tige
ent branche; branche d'arbre; ente; greffon; tige
tak branche; branche d'arbre; ente; greffon; tige branche; brigade; catégorie; corps; discipline; division; département; détachement; fraction; groupe parlementaire; partie; ramification; rayon; secteur; section; segment; équipe

Synoniemen voor "ente":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van lente



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lente (Nederlands) in het Frans

lente:

lente [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de lente (lentetijd; voorjaar; voorjaarstijd)
    – seizoen waarin planten weer gaan groeien 1
    le printemps

Vertaal Matrix voor lente:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
printemps lente; lentetijd; voorjaar; voorjaarstijd
- voorjaar

Verwante woorden van "lente":

  • lentes

Synoniemen voor "lente":


Verwante definities voor "lente":

  1. seizoen waarin planten weer gaan groeien1
    • in de lente gaan de vogels broeden1

Wiktionary: lente

lente
adjective
  1. Qui se rapporter au printemps.
noun
  1. L’une des quatre saisons de l’année, entre l’hiver et l’été. Dans l’hémisphère nord, le printemps astronomique s’étend du 7 février au 7 mai, l’équinoxe de printemps représentant le milieu du printemps. Le printemps météorologique (demi-saison se trouvant entre les saison

Cross Translation:
FromToVia
lente printemps Frühling — eine der vier Jahreszeiten der gemäßigten Zonen
lente printemps Lenzpoetisch: die erste Jahreszeit, Frühling
lente printemps spring — first season

Computer vertaling door derden: