Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- assurance:
-
Wiktionary:
- assurance → assurantie, verzekering
- assurance → moed, lef
Frans
Uitgebreide vertaling voor assurance (Frans) in het Nederlands
assurance:
-
l'assurance
-
l'assurance
de verzekering -
l'assurance (confiance en soi; assurance de soi-même; certitude; aplomb)
-
l'assurance (certitude; sûreté; fermeté)
-
l'assurance (confiance en soi; aplomb)
-
l'assurance (détermination; résolution; ténacité; assurance de soi-même; fermeté; sécurité; garantie; certitude; sûreté; aplomb; stabilité; constance; durabilité; confiance en soi; sûreté de soi-même)
-
l'assurance (brutalité; trop grande familiarité; grossièreté; impertinence; audace; insolence; effronterie)
-
l'assurance (aplomb; franchise; franc-parler)
Vertaal Matrix voor assurance:
Synoniemen voor "assurance":
Wiktionary: assurance
assurance
Cross Translation:
noun
-
verzekering
-
overeenkomst waarmee men zorgt voor vergoeding van schade, diefstal e.d. door het betalen van een premie aan degene die verzekert
-
de mededeling dat iets een feit is
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• assurance | → moed; lef | ↔ Mut — Gemütszustand, in dem neue Aufgaben mit Zuversicht begonnen oder fortgeführt werden |
Computer vertaling door derden: