Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. parade:
  2. parader:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. parade:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor parade (Frans) in het Nederlands

parade:

parade [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la parade (défilé; défilé militaire; revue)
    de parade; de defilé
    • parade [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • defilé [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor parade:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defilé défilé; défilé militaire; parade; revue
parade défilé; défilé militaire; parade; revue exposition; représentation; représentation théâtrale; show; spectacle

Synoniemen voor "parade":


Wiktionary: parade


Cross Translation:
FromToVia
parade parade; optocht; defilé parade — organized procession

parader:

parader werkwoord (parade, parades, paradons, paradez, )

  1. parader (étaler; se pavaner; faire des chichis; fleurer; faire étalage de)
    pronken; te kijk lopen met; pralen; geuren
    • pronken werkwoord (pronk, pronkt, pronkte, pronkten, gepronken)
    • te kijk lopen met werkwoord
    • pralen werkwoord (praal, praalt, praalde, praalden, gepraald)
    • geuren werkwoord (geur, geurt, geurde, geurden, gegeurd)
  2. parader
    paraderen
    • paraderen werkwoord (paradeer, paradeert, paradeerde, paradeerden, geparadeerd)
  3. parader (flâner; battre le pavé; se balader; traîner; bambocher)
    flaneren
    • flaneren werkwoord (flaneer, flaneert, flaneerde, flaneerden, geflaneerd)

Conjugations for parader:

Présent
  1. parade
  2. parades
  3. parade
  4. paradons
  5. paradez
  6. paradent
imparfait
  1. paradais
  2. paradais
  3. paradait
  4. paradions
  5. paradiez
  6. paradaient
passé simple
  1. paradai
  2. paradas
  3. parada
  4. paradâmes
  5. paradâtes
  6. paradèrent
futur simple
  1. paraderai
  2. paraderas
  3. paradera
  4. paraderons
  5. paraderez
  6. paraderont
subjonctif présent
  1. que je parade
  2. que tu parades
  3. qu'il parade
  4. que nous paradions
  5. que vous paradiez
  6. qu'ils paradent
conditionnel présent
  1. paraderais
  2. paraderais
  3. paraderait
  4. paraderions
  5. paraderiez
  6. paraderaient
passé composé
  1. ai paradé
  2. as paradé
  3. a paradé
  4. avons paradé
  5. avez paradé
  6. ont paradé
divers
  1. parade!
  2. paradez!
  3. paradons!
  4. paradé
  5. paradant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor parader:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flaneren bambocher; battre le pavé; flâner; parader; se balader; traîner
geuren faire des chichis; faire étalage de; fleurer; parader; se pavaner; étaler embaumer; empester; exhaler; fleurer; puer; sentir mauvais
paraderen parader
pralen faire des chichis; faire étalage de; fleurer; parader; se pavaner; étaler
pronken faire des chichis; faire étalage de; fleurer; parader; se pavaner; étaler
te kijk lopen met faire des chichis; faire étalage de; fleurer; parader; se pavaner; étaler

Synoniemen voor "parader":


Wiktionary: parader

parader
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
parader pronken flaunt — to display with ostentation
parader paraderen prance — to strut
parader paraderen strut — to walk proudly or haughtily

Verwante vertalingen van parade



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor parade (Nederlands) in het Frans

parade:

parade [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de parade (defilé)
    le défilé militaire; le défilé; la parade; la revue
  2. de parade (vertoning; opvoering; voorstelling; staatsie; show)
    la représentation théâtrale; le spectacle; la représentation; l'exposition; le show

Vertaal Matrix voor parade:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
défilé defilé; parade engte; modeshow; nauwte; optocht; processie; staatsie; stoet
défilé militaire defilé; parade
exposition opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling expositie; tentoonstelling; uitstalling
parade defilé; parade
représentation opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling afbeelden; afbeelding; afschilderen; beeld; descriptie; happening; nadere beschrijving; omschrijving; performance; portret; prent; scene; show; tafereel; tonen; uitbeelding; vertegenwoordiging; voordoen; voorstelling
représentation théâtrale opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling toneeluitvoering; toneelvoorstelling
revue defilé; parade bericht; blaadje; blad; bladen; keurend bekijken; maandblad; magazine; monsteren; periodiek; revue; tijdschrift; tijdschriften; tijdspiegel; weekblad
show opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling happening; performance; show; voorstelling
spectacle opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling aanblik; aangezicht; blijspel; drama; gelaat; gezicht; kijkstuk; klucht; schouwspel; spektakel; stuk; toneelstuk; toneelstukje; toneeluitvoering; toneelvoorstelling

Verwante woorden van "parade":

  • parades

Wiktionary: parade