Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lui:
  2. à lui:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. lui:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor lui (Frans) in het Nederlands

lui:

lui

  1. lui (le; à lui; l')

lui

  1. lui (il)
    hij
    – derde persoon enkelvoud, mannelijk onderwerp 1
    • hij
      • dat is mijn vader, hij heet Jan1

Vertaal Matrix voor lui:

PronounVerwante vertalingenAndere vertalingen
hij il; lui
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hem l'; le; lui; à lui

Synoniemen voor "lui":


Wiktionary: lui

lui
pronoun
  1. Pronom de la troisième personne du singulier du complément d’objet indirect.
lui
pronoun
  1. (datief)

Cross Translation:
FromToVia
lui haar her — she
lui hem him — objective after preposition
lui hem him — dative / indirect object
lui zich sichReflexivpronomen der dritten Person Singular

à lui:

à lui

  1. à lui (le; lui; l')

Vertaal Matrix voor à lui:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
hem l'; le; lui; à lui

Synoniemen voor "à lui":


Verwante vertalingen van lui



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lui (Nederlands) in het Frans

lui:

lui bijvoeglijk naamwoord

  1. lui (werkschuw; traag)
    paresseux; paresseuse; paresseusement
  2. lui (niets doend)
    paresseux; fainéant; paresseuse; inactif; indolent; paresseusement

lui [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de lui (lieden; luitjes)
    le gens
    • gens [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lui:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fainéant flierefluiter; geitenbreier; klooier; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; luiaard; luilak; luiwammes; nietsnut; slampamper; slapkous
gens lieden; lui; luitjes mensen
paresseux flierefluiter; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; lijntrekkers; luiaard; luilak; luiwammes; nietsnut; slampamper; slapkous
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inactif lui; niets doend apathisch; inactief; lethargisch; niet-actief; werkeloos; werkloos
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fainéant lui; niets doend vadsig
indolent lui; niets doend futloos; gemakzuchtig; hangerig; laks; lamlendig; langzaam; lijzig; log; loom; lusteloos; mat; slap; sloom; traag; vadsig; werkeloos; werkloos
paresseuse lui; niets doend; traag; werkschuw werkeloos; werkloos
paresseusement lui; niets doend; traag; werkschuw werkeloos; werkloos
paresseux lui; niets doend; traag; werkschuw gemakzuchtig; werkeloos; werkloos

Verwante woorden van "lui":


Antoniemen van "lui":


Verwante definities voor "lui":

  1. mensen1
    • dat zijn leuke lui1
  2. slaperig1
    • ik ben lui, ik ga naar bed1
  3. zonder zin om iets te doen1
    • hij maakt zich niet zo druk, hij is een beetje lui1

Wiktionary: lui

lui
adjective
  1. werkschuw, niet houden van inspanning of werk
noun
  1. lieden, mensen
lui
adjective
  1. Qui est naturellement enclin à éviter l’action, le travail, l’effort, à ne pas se donner de peine.

Cross Translation:
FromToVia
lui paresseux lazy — unwilling to work
lui gens people — a body of human beings; a group of two or more persons
lui gens; personnes Leute — eine Gruppe von Personen, Menschen meist unbestimmter, aber auch bestimmter Anzahl
lui gens LeuteKollektivum: die Menschen im Allgemeinen, gewöhnliche Menschen