Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. dame:
  2. damer:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. dame:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor dame (Frans) in het Nederlands

dame:

dame [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la dame (madame)
    de dame
    • dame [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. la dame (mouton de sonnette; hie; demoiselle)
    het heiblok
    • heiblok [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dame:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dame dame; madame
heiblok dame; demoiselle; hie; mouton de sonnette mouton de sonnette; sonnette

Synoniemen voor "dame":


Wiktionary: dame

dame
noun
  1. Pièce du jeu de dames.
  2. Pièce du jeu d’échecs.
dame
noun
  1. beschaafde vrouw
  2. koningin in het schaakspel

Cross Translation:
FromToVia
dame dame lady — woman of breeding and authority
dame dame lady — wife of a lord
dame dame lady — polite term referring a woman
dame dame; koningin queen — chess piece
dame vrouw; dame queen — playing card

dame vorm van damer:

damer werkwoord (dame, dames, damons, damez, )

  1. damer (tasser le sol; pilonner; fouler; plomber la terre)
    vaststampen; aanstampen
    • vaststampen werkwoord (stamp vast, stampt vast, stampte vast, stampten vast, vast gestampen)
    • aanstampen werkwoord (stamp aan, stampt aan, stampte aan, stampten aan, aangestampt)

Conjugations for damer:

Présent
  1. dame
  2. dames
  3. dame
  4. damons
  5. damez
  6. dament
imparfait
  1. damais
  2. damais
  3. damait
  4. damions
  5. damiez
  6. damaient
passé simple
  1. damai
  2. damas
  3. dama
  4. damâmes
  5. damâtes
  6. damèrent
futur simple
  1. damerai
  2. dameras
  3. damera
  4. damerons
  5. damerez
  6. dameront
subjonctif présent
  1. que je dame
  2. que tu dames
  3. qu'il dame
  4. que nous damions
  5. que vous damiez
  6. qu'ils dament
conditionnel présent
  1. damerais
  2. damerais
  3. damerait
  4. damerions
  5. dameriez
  6. dameraient
passé composé
  1. ai damé
  2. as damé
  3. a damé
  4. avons damé
  5. avez damé
  6. ont damé
divers
  1. dame!
  2. damez!
  3. damons!
  4. damé
  5. damant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

damer [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le damer (combler; tasser)
    aanplempen

Vertaal Matrix voor damer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanplempen combler; damer; tasser
aanstampen acte de dammer; tassement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstampen damer; fouler; pilonner; plomber la terre; tasser le sol
vaststampen damer; fouler; pilonner; plomber la terre; tasser le sol

Verwante vertalingen van dame



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dame (Nederlands) in het Frans

dame:

dame [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de dame
    la madame; la dame
    • madame [la ~] zelfstandig naamwoord
    • dame [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dame:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dame dame heiblok
madame dame juffrouw; mejuffrouw; mevrouw

Verwante woorden van "dame":

  • dames

Verwante definities voor "dame":

  1. deftige vrouw1
    • zij gedraagt zich als een dame1
  2. vrouw1
    • dames en heren...!1

Wiktionary: dame

dame
noun
  1. beschaafde vrouw
  2. koningin in het schaakspel
dame
noun
  1. Pièce du jeu d’échecs.
  2. Pièce aux échecs

Cross Translation:
FromToVia
dame dame lady — woman of breeding and authority
dame dame; madame lady — wife of a lord
dame dame lady — polite term referring a woman
dame dame queen — chess piece
dame reine; dame queen — playing card

Verwante vertalingen van dame