Dévier: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

dévier:
- afwijken; verschillen; omleiden; vergroeien; pareren; afweren; weren; omheenloodsen
Wiktionary:
- dévier → afslaan, afwijken, deviëren, omleiden
- dévier → afwijken, afdwalen, trekken

Frans

Uitgebreide vertaling voor dévier (Frans) in het Nederlands

dévier:

dévier werkwoord (dévie, dévies, dévions, déviez, dévient, déviais, déviait, déviions, déviiez, déviaient, déviai, dévias, dévia, déviâmes, déviâtes, dévièrent, dévierai, dévieras, déviera, dévierons, dévierez, dévieront)

dévier (différer)
afwijken; verschillen
- afwijken werkwoord (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)
- verschillen werkwoord (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
dévier (entourer; détourner)
omleiden
- omleiden werkwoord (leid om, leidt om, leidde om, leidden om, omgeleid)
dévier (se déformer)
vergroeien
- vergroeien werkwoord
dévier (parer; empêcher; écarter; défendre; détourner)
pareren; afweren; weren
- pareren werkwoord (pareer, pareert, pareerde, pareerden, gepareerd)
- afweren werkwoord (weer af, weert af, weerde af, weerden af, afgeweerd)
- weren werkwoord (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)
dévier (diriger autour; contourner)
omheenloodsen
- omheenloodsen werkwoord (loods omheen, loodst omheen, loodste omheen, loodsten omheen, omheen geloodst)

Conjugations for dévier:

Présent

dévie
dévies
dévie
dévions
déviez
dévient

imparfait

déviais
déviais
déviait
déviions
déviiez
déviaient

passé simple

déviai
dévias
dévia
déviâmes
déviâtes
dévièrent

futur simple

dévierai
dévieras
déviera
dévierons
dévierez
dévieront

subjonctif présent

que je dévie
que tu dévies
qu'il dévie
que nous déviions
que vous déviiez
qu'ils dévient

conditionnel présent

dévierais
dévierais
dévierait
dévierions
dévieriez
dévieraient

passé composé

ai dévié
as dévié
a dévié
avons dévié
avez dévié
ont dévié

divers

dévie!
déviez!
dévions!
dévié
déviant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor dévier:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afweren		défense; résistance
verschillen		différence; déviation
weren		défense; résistance
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afweren	défendre; détourner; dévier; empêcher; parer; écarter	défendre; parer; rejeter; repousser; résister; résister à; se débattre; se défendre; écarter
afwijken	différer; dévier
omheenloodsen	contourner; diriger autour; dévier
omleiden	détourner; dévier; entourer	rediriger
pareren	défendre; détourner; dévier; empêcher; parer; écarter
vergroeien	dévier; se déformer
verschillen	différer; dévier	différer; diverger; faire une différence; varier
weren	défendre; détourner; dévier; empêcher; parer; écarter	chasser; contenir; défendre; enrayer; lutter conte; parer; rejeter; repousser; résister; résister à; se débattre; se défendre; se protéger de; écarter

Synoniemen voor "dévier":

contourner; éviter; tourner; détourner; obliquer; voler; déconseiller; dissuader; distraire; éloigner; soustraire; débaucher; pirater; déporter; dériver; diffracter; disperser; virer; pivoter; biaiser

Wiktionary: dévier

dévier

verb

Se détourner, être détourné de sa direction.
- dévier → afslaan; afwijken

dévier

verb

niet de gangbare norm volgen
- afwijken → dévier
afwijken (van een regel, norm, standaard, route, richting etc.)
- deviëren → dévier
het uitzetten van een alternatief pad rondom een ontoegankelijk deel van de weg
- omleiden → dévier

Cross Translation:

From	To	Via
• dévier	→ afwijken	↔ deviate — To go off course from; to change course; to change plans
• dévier	→ afdwalen	↔ digress — to deviate
• dévier	→ trekken	↔ drift — to deviate gently from the intended direction of travel

Computer vertaling door derden: