Frans
Uitgebreide vertaling voor craquer (Frans) in het Nederlands
craquer:
craquer werkwoord (craque, craques, craquons, craquez, craquent, craquais, craquait, craquions, craquiez, craquaient, craquai, craquas, craqua, craquâmes, craquâtes, craquèrent, craquerai, craqueras, craquera, craquerons, craquerez, craqueront)
-
craquer (s'écrouler)
bezwijken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan-
in elkaar storten werkwoord
-
te gronde gaan werkwoord (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)
-
craquer (râper; frotter; polir; grincer; raboter; crisser; racler; croasser; piquer; irriter)
-
craquer (faire un bruit de craquement; fêler)
-
craquer (briser; craqueter; casser; rompre)
-
craquer
-
craquer (mettre en lambeaux; arracher; déchirer; dévorer; déchiqueter; mettre en loques; fendre; écorcher; fêler; lacérer)
verscheuren; aan flarden scheuren-
aan flarden scheuren werkwoord (scheur aan flarden, scheurt aan flarden, scheurde aan flarden, scheurden aan flarden, aan flarden gescheurd)
-
craquer (arracher; dévorer; déchiqueter; mettre en lambeaux; écorcher; mettre en loques; déchirer; fendre; lacérer)
uit elkaar trekken; uit elkaar rukken; uiteentrekken-
uit elkaar trekken werkwoord (trek uit elkaar, trekt uit elkaar, trok uit elkaar, trokken uit elkaar, uit elkaar getrokken)
-
uit elkaar rukken werkwoord (ruk uit elkaar, rukt uit elkaar, rukte uit elkaar, rukten uit elkaar, uit elkaar gerukt)
-
uiteentrekken werkwoord
-
Conjugations for craquer:
Présent
- craque
- craques
- craque
- craquons
- craquez
- craquent
imparfait
- craquais
- craquais
- craquait
- craquions
- craquiez
- craquaient
passé simple
- craquai
- craquas
- craqua
- craquâmes
- craquâtes
- craquèrent
futur simple
- craquerai
- craqueras
- craquera
- craquerons
- craquerez
- craqueront
subjonctif présent
- que je craque
- que tu craques
- qu'il craque
- que nous craquions
- que vous craquiez
- qu'ils craquent
conditionnel présent
- craquerais
- craquerais
- craquerait
- craquerions
- craqueriez
- craqueraient
passé composé
- ai craqué
- as craqué
- a craqué
- avons craqué
- avez craqué
- ont craqué
divers
- craque!
- craquez!
- craquons!
- craqué
- craquant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor craquer:
Synoniemen voor "craquer":
Wiktionary: craquer
craquer
craquer
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• craquer | → kraken | ↔ crack — To break apart under pressure |
• craquer | → piepen | ↔ squeak — emit sound |
• craquer | → over zijn toeren raken | ↔ durchdrehen — (intransitiv), bei Personen: die Beherrschung verlieren |
Computer vertaling door derden: