Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. contractant:
  2. contracter:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. contractant:


Frans

Uitgebreide vertaling voor contractant (Frans) in het Nederlands

contractant:

contractant [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le contractant
    de contractant

contractant bijvoeglijk naamwoord

  1. contractant (rétrécissant; décroissant; diminuant)
    slinkend; krimpend

Vertaal Matrix voor contractant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contractant contractant fournisseur
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slinkend déclinant
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krimpend contractant; diminuant; décroissant; rétrécissant
slinkend contractant; diminuant; décroissant; rétrécissant amoindrissant; baissant; diminuant; décroissant

contracter:

contracter werkwoord (contracte, contractes, contractons, contractez, )

  1. contracter (signer un contrat avec; signer)
    vastleggen; contracteren
    • vastleggen werkwoord (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • contracteren werkwoord (contracteer, contracteert, contracteerde, contracteerden, gecontracteerd)
  2. contracter (se contracter; crisper; resserrer; froncer)
    samentrekken; contracteren
    • samentrekken werkwoord (trek samen, trekt samen, samengetrokken)
    • contracteren werkwoord (contracteer, contracteert, contracteerde, contracteerden, gecontracteerd)

Conjugations for contracter:

Présent
  1. contracte
  2. contractes
  3. contracte
  4. contractons
  5. contractez
  6. contractent
imparfait
  1. contractais
  2. contractais
  3. contractait
  4. contractions
  5. contractiez
  6. contractaient
passé simple
  1. contractai
  2. contractas
  3. contracta
  4. contractâmes
  5. contractâtes
  6. contractèrent
futur simple
  1. contracterai
  2. contracteras
  3. contractera
  4. contracterons
  5. contracterez
  6. contracteront
subjonctif présent
  1. que je contracte
  2. que tu contractes
  3. qu'il contracte
  4. que nous contractions
  5. que vous contractiez
  6. qu'ils contractent
conditionnel présent
  1. contracterais
  2. contracterais
  3. contracterait
  4. contracterions
  5. contracteriez
  6. contracteraient
passé composé
  1. ai contracté
  2. as contracté
  3. a contracté
  4. avons contracté
  5. avez contracté
  6. ont contracté
divers
  1. contracte!
  2. contractez!
  3. contractons!
  4. contracté
  5. contractant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor contracter:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contracteren contracter; crisper; froncer; resserrer; se contracter; signer; signer un contrat avec
samentrekken contracter; crisper; froncer; resserrer; se contracter se rabrougir; se racornir; se ratatiner; se recroqueviller; se rétrécir en séchant
vastleggen contracter; signer; signer un contrat avec aborder; accoster; amarrer; annoter; attacher; consigner; déposer de l'argent; effectuer des réservations; enchaîner; enregister; ficeler; fixer; indexer; inscrire; lier; mettre; mettre à l'attache; noter; register

Synoniemen voor "contracter":


Wiktionary: contracter

contracter
verb
  1. conclure un contrat.
contracter
verb
  1. een contract sluiten
  2. in elkaar trekken



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor contractant (Nederlands) in het Frans

contractant:

contractant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de contractant
    le contractant
  2. de contractant (aannemer)
    le fournisseur

Vertaal Matrix voor contractant:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contractant contractant
fournisseur aannemer; contractant leverancier; provider; synchronisatievoorziening; toeleveringsbedrijf; verschaffer
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contractant krimpend; slinkend

Verwante woorden van "contractant":

  • contractanten