Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. agrafe:
  2. agrafer:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. agrafe:


Frans

Uitgebreide vertaling voor agrafe (Frans) in het Nederlands

agrafe:

agrafe [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'agrafe
    het nietje
    • nietje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'agrafe
    het krammetje
  3. l'agrafe (clou; cheville; poutre cloutée; crampon)
    de nagel; de spijker; de klinknagel
    • nagel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spijker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klinknagel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. l'agrafe (pince; tenailles; pince à courber; pincette)
    de tang; de klem
    • tang [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klem [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. l'agrafe (hameçon; ardillon; dard; crampon)
    de weerhaak; de vishaak; de angel
    • weerhaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vishaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • angel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor agrafe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angel agrafe; ardillon; crampon; dard; hameçon ardillon; dard; hameçon
klem agrafe; pince; pince à courber; pincette; tenailles cheville; clavette; crampon; piège; tenon; étau
klinknagel agrafe; cheville; clou; crampon; poutre cloutée boulon rivé; rivet
krammetje agrafe
nagel agrafe; cheville; clou; crampon; poutre cloutée
nietje agrafe
spijker agrafe; cheville; clou; crampon; poutre cloutée
tang agrafe; pince; pince à courber; pincette; tenailles pinces
vishaak agrafe; ardillon; crampon; dard; hameçon
weerhaak agrafe; ardillon; crampon; dard; hameçon
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klem dans l'embarras; dans le pétrin; dans ses petits souliers

Synoniemen voor "agrafe":


Wiktionary: agrafe

agrafe
noun
  1. Sorte de crochet qui passer dans un anneau appeler porte et qui sert à attacher ensemble différentes choses.
agrafe
noun
  1. verkleinwoord van niet

Cross Translation:
FromToVia
agrafe haak hook — rod bent into a curved shape
agrafe niet staple — wire fastener used to secure stacks of paper
agrafe niet staple — wire fastener in general

agrafé:


Synoniemen voor "agrafé":


agrafe vorm van agrafer:

agrafer werkwoord (agrafe, agrafes, agrafons, agrafez, )

  1. agrafer
    nieten; aanhechten; vastnieten
    • nieten werkwoord (niet, niette, nietten, geniet)
    • aanhechten werkwoord (hecht aan, hechtte aan, hechtten aan, aangehecht)
    • vastnieten werkwoord (niet vast, niette vast, nietten vast, vastgeniet)
  2. agrafer (attacher à qc; attacher; fixer; )
    bevestigen; ergens aan bevestigen; vastzetten; vastmaken
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • vastzetten werkwoord (zet vast, zette vast, zetten vast, vastgezet)
    • vastmaken werkwoord (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)
  3. agrafer (accrocher)
    inhaken
    • inhaken werkwoord (haak in, haakt in, haakte in, haakten in, ingehaakt)
  4. agrafer (accrocher; connecter; embrayer; )
    aankoppelen; aanhaken; vastkoppelen; vasthaken
    • aankoppelen werkwoord (koppel aan, koppelt aan, koppelde aan, koppelden aan, aangekoppeld)
    • aanhaken werkwoord (haak aan, haakt aan, haakte aan, haakten aan, aangehaakt)
    • vastkoppelen werkwoord (koppel vast, koppelt vast, koppelde vast, koppelden vast, vastgekoppeld)
    • vasthaken werkwoord (haak vast, haakt vast, haakte vast, haakten vast, vastgehaakt)

Conjugations for agrafer:

Présent
  1. agrafe
  2. agrafes
  3. agrafe
  4. agrafons
  5. agrafez
  6. agrafent
imparfait
  1. agrafais
  2. agrafais
  3. agrafait
  4. agrafions
  5. agrafiez
  6. agrafaient
passé simple
  1. agrafai
  2. agrafas
  3. agrafa
  4. agrafâmes
  5. agrafâtes
  6. agrafèrent
futur simple
  1. agraferai
  2. agraferas
  3. agrafera
  4. agraferons
  5. agraferez
  6. agraferont
subjonctif présent
  1. que j'agrafe
  2. que tu agrafes
  3. qu'il agrafe
  4. que nous agrafions
  5. que vous agrafiez
  6. qu'ils agrafent
conditionnel présent
  1. agraferais
  2. agraferais
  3. agraferait
  4. agraferions
  5. agraferiez
  6. agraferaient
passé composé
  1. ai agrafé
  2. as agrafé
  3. a agrafé
  4. avons agrafé
  5. avez agrafé
  6. ont agrafé
divers
  1. agrafe!
  2. agrafez!
  3. agrafons!
  4. agrafé
  5. agrafant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor agrafer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhaken accrochage; crochet
aanhechten affichage; apposition; fait de fixer; fixer; rattachement
vasthaken accrochage; agrafage
vastmaken ajuster; fixer
vastzetten attache; fixation; immobilisation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhaken accrocher; adhérer; agrafer; attacher; connecter; embrayer; fixer
aanhechten agrafer assujettir; attacher; caler; fixer; rattacher
aankoppelen accrocher; adhérer; agrafer; attacher; connecter; embrayer; fixer accrocher; adhérer; coller à; s'attacher à
bevestigen agrafer; attacher; attacher à qc; coller; fixer; installer; lier; marquer; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer adhérer à; approuver; assujettir; attacher; boutonner; caler; confirmer; consentir; entériner; ficeler; fixer; lier; mettre; mettre à l'attache; nouer; ratifier; rattacher; sceller; souscire à; valider
ergens aan bevestigen agrafer; attacher; attacher à qc; coller; fixer; installer; lier; marquer; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer
inhaken accrocher; agrafer
nieten agrafer
vasthaken accrocher; adhérer; agrafer; attacher; connecter; embrayer; fixer
vastkoppelen accrocher; adhérer; agrafer; attacher; connecter; embrayer; fixer accrocher; adhérer; coller à; s'attacher à
vastmaken agrafer; attacher; attacher à qc; coller; fixer; installer; lier; marquer; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer aborder; accoster; amarrer; attacher; bâillonner; ficeler; fixer; garrotter; lier; ligoter; mettre; mettre à l'attache; nouer; relier; épingler
vastnieten agrafer
vastzetten agrafer; attacher; attacher à qc; coller; fixer; installer; lier; marquer; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer attacher; conserver; déposer sur un compte bancaire; détenir; emprisonner; enfermer; ficeler; fixer; garder; immobiliser; lier; mettre; mettre à l'attache; retenir; tenir
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
nieten agrafage à cheval

Synoniemen voor "agrafer":


Wiktionary: agrafer

agrafer
verb
  1. attacher avec une agrafe.

Cross Translation:
FromToVia
agrafer nieten staple — secure with a staple