Adresse: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

adresse:
- adres; adressering; techniek; mate van kunstbeheersing; vaardigheid; bekwaamheid; kunst; behendigheid; truc; handigheid; kunstje; kunstgreep; foef; foefje; kneep; kneepje; maniertje; e-mailadres; internet-e-mailadres
adresser:
- adresseren; adres aanbrengen; iemand adresseren; spreken tot iemand; iemand aanspreken; iemand toespreken
Wiktionary:
- adresse → bedrevenheid, handigheid, vaardigheid, vlugheid, slag, adres
- adresse → adres, bekwaamheid
- adresser → doen toekomen, sturen, opsturen, zenden, opzenden, verzenden, adresseren
Gebruikers suggesties voor adresse:
- adress

Frans

Uitgebreide vertaling voor adresse (Frans) in het Nederlands

adresse:

adresse [la ~] zelfstandig naamwoord

l'adresse
het adres; de adressering
- adres [het ~] zelfstandig naamwoord
- adressering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'adresse
het adres
- adres [het ~] zelfstandig naamwoord
l'adresse (compétence; habileté)
de techniek; mate van kunstbeheersing
- techniek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- mate van kunstbeheersing [znw.] zelfstandig naamwoord
l'adresse (habileté; capacité; savoir-faire; dextérité)
de vaardigheid; de bekwaamheid
- vaardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bekwaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'adresse (tour d'artifice; art; habileté; savoir-faire; tour; dextérité; aptitude; trucage)
de kunst; de behendigheid; de truc; de handigheid; het kunstje; de kunstgreep
- kunst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- behendigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- truc [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- handigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kunstje [het ~] zelfstandig naamwoord
- kunstgreep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'adresse (facilité; habileté; capacité; savoir-faire; dextérité)
de handigheid
- handigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'adresse (combine; truc; habileté)
foef
- foef [znw.] zelfstandig naamwoord
l'adresse (tour; prétexte; truc; savoir-faire; tour de main; habileté)
het kunstje; het foefje; de truc; de kneep; het kneepje; het maniertje
- kunstje [het ~] zelfstandig naamwoord
- foefje [het ~] zelfstandig naamwoord
- truc [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kneep [de ~] zelfstandig naamwoord
- kneepje [het ~] zelfstandig naamwoord
- maniertje [het ~] zelfstandig naamwoord
l'adresse (adresse de messagerie; adresse e-mail; adresse de messagerie Internet)
het adres; het e-mailadres; internet-e-mailadres
- adres [het ~] zelfstandig naamwoord
- e-mailadres [het ~] zelfstandig naamwoord
- internet-e-mailadres

Vertaal Matrix voor adresse:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
adres	adresse; adresse de messagerie; adresse de messagerie Internet; adresse e-mail
adressering	adresse
behendigheid	adresse; aptitude; art; dextérité; habileté; savoir-faire; tour; tour d'artifice; trucage
bekwaamheid	adresse; capacité; dextérité; habileté; savoir-faire	aptitude; capacité; compétence; don; habileté; qualité; savoir-faire; talent
e-mailadres	adresse; adresse de messagerie; adresse de messagerie Internet; adresse e-mail
foef	adresse; combine; habileté; truc
foefje	adresse; habileté; prétexte; savoir-faire; tour; tour de main; truc
handigheid	adresse; aptitude; art; capacité; dextérité; facilité; habileté; savoir-faire; tour; tour d'artifice; trucage	aptitude; art; capacité; compétence; connaissance; connaissances; habileté; savoir; savoir-faire
kneep	adresse; habileté; prétexte; savoir-faire; tour; tour de main; truc	aptitude; art; capacité; compétence; connaissance; connaissances; habileté; pincement; savoir; savoir-faire
kneepje	adresse; habileté; prétexte; savoir-faire; tour; tour de main; truc
kunst	adresse; aptitude; art; dextérité; habileté; savoir-faire; tour; tour d'artifice; trucage	aptitude; art; capacité; compétence; connaissance; connaissances; habileté; savoir; savoir-faire
kunstgreep	adresse; aptitude; art; dextérité; habileté; savoir-faire; tour; tour d'artifice; trucage	astuce; ruse
kunstje	adresse; aptitude; art; dextérité; habileté; prétexte; savoir-faire; tour; tour d'artifice; tour de main; truc; trucage
maniertje	adresse; habileté; prétexte; savoir-faire; tour; tour de main; truc
mate van kunstbeheersing	adresse; compétence; habileté
techniek	adresse; compétence; habileté
truc	adresse; aptitude; art; dextérité; habileté; prétexte; savoir-faire; tour; tour d'artifice; tour de main; truc; trucage	aptitude; art; capacité; compétence; connaissance; connaissances; habileté; ruse; savoir; savoir-faire
vaardigheid	adresse; capacité; dextérité; habileté; savoir-faire	qualification
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
internet-e-mailadres	adresse; adresse de messagerie; adresse de messagerie Internet; adresse e-mail

Synoniemen voor "adresse":

habileté; destination; appel; diplomatie; destine; proclamation; agilité; virtuosité; vivacité; souplesse; aisance; mobilité; allocution; discours; harangue; laïus; speech; oraison; briefing; aptitude; disposition; prédisposition; penchant; goût; capacité; compétence; talent; génie; brio; panache; entrain; fougue; pétulance; facilité; maestria; communication; rapport; communion; dextérité; légèreté; art; précision; savoir-faire; propos; conférence; déclaration; causerie; message; plaidoyer; plaidoirie; prédication; homélie; sermon; ingéniosité; pétition; requête; supplique; protestation; réclamation; sollicitation; prière; instance; prestesse; diligence; technique; qualification; subtilité; finesse; délicatesse; raffinement; préciosité; recherche; complication; difficulté; argutie; suscription; libellé

Wiktionary: adresse

adresse

noun

indication, désignation, soit du destinataire, soit de la destination où il falloir aller ou envoyer.
- adresse → bedrevenheid; handigheid; vaardigheid; vlugheid; slag; adres

adresse

noun

aanduiding van de plaats waar iemand woont of iets is gevestigd
- adres → adresse

Cross Translation:

From	To	Via
• adresse	→ adres	↔ address — direction for letters
• adresse	→ bekwaamheid	↔ prowess — skillfulness and manual ability; adroitness or dexterity
• adresse	→ adres	↔ Adresse — Anschrift, an der man Personen antreffen und an die man Post senden kann

adresser:

adresser werkwoord (adresse, adresses, adressons, adressez, adressent, adressais, adressait, adressions, adressiez, adressaient, adressai, adressas, adressa, adressâmes, adressâtes, adressèrent, adresserai, adresseras, adressera, adresserons, adresserez, adresseront)

adresser (pourvoir d'une adresse)
adresseren; adres aanbrengen
- adresseren werkwoord (adresseer, adresseert, adresseerde, adresseerden, geadresseerd)
- adres aanbrengen werkwoord
adresser (s'adresser à; adresser la parole)
iemand adresseren; spreken tot iemand; iemand aanspreken; iemand toespreken
- iemand adresseren werkwoord
- spreken tot iemand werkwoord
- iemand aanspreken werkwoord
- iemand toespreken werkwoord
adresser
adresseren
- adresseren werkwoord (adresseer, adresseert, adresseerde, adresseerden, geadresseerd)

Conjugations for adresser:

Présent

adresse
adresses
adresse
adressons
adressez
adressent

imparfait

adressais
adressais
adressait
adressions
adressiez
adressaient

passé simple

adressai
adressas
adressa
adressâmes
adressâtes
adressèrent

futur simple

adresserai
adresseras
adressera
adresserons
adresserez
adresseront

subjonctif présent

que j'adresse
que tu adresses
qu'il adresse
que nous adressions
que vous adressiez
qu'ils adressent

conditionnel présent

adresserais
adresserais
adresserait
adresserions
adresseriez
adresseraient

passé composé

ai adressé
as adressé
a adressé
avons adressé
avez adressé
ont adressé

divers

adresse!
adressez!
adressons!
adressé
adressant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor adresser:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
adres aanbrengen	adresser; pourvoir d'une adresse
adresseren	adresser; pourvoir d'une adresse
iemand aanspreken	adresser; adresser la parole; s'adresser à
iemand adresseren	adresser; adresser la parole; s'adresser à
iemand toespreken	adresser; adresser la parole; s'adresser à
spreken tot iemand	adresser; adresser la parole; s'adresser à

Synoniemen voor "adresser":

destiner; proclamer; envoyer; dépêcher; détacher; nommer; expédier; transmettre; mander; mandater

Wiktionary: adresser

adresser

verb

envoyer directement à une personne, en un lieu.
- adresser → doen toekomen; sturen; opsturen; zenden; opzenden; verzenden; adresseren

adresser

verb

Iets toezenden
- adresseren → adresser
adres in een computergeheugen benaderen
- adresseren → adresser

Verwante vertalingen van adresse

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: adresse

Uitgebreide vertaling voor adresse (Frans) in het Nederlands

adresse:

adresse [la ~] zelfstandig naamwoord

l'adresse

l'adresse

l'adresse (compétence; habileté)

l'adresse (habileté; capacité; savoir-faire; dextérité)

l'adresse (tour d'artifice; art; habileté; savoir-faire; tour; dextérité; aptitude; trucage)

l'adresse (facilité; habileté; capacité; savoir-faire; dextérité)

l'adresse (combine; truc; habileté)

l'adresse (tour; prétexte; truc; savoir-faire; tour de main; habileté)

l'adresse (adresse de messagerie; adresse e-mail; adresse de messagerie Internet)