Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: asticoter

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: asticoter

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. asticoter:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor asticoter (Frans) in het Nederlands

asticoter:

asticoter werkwoord (asticote, asticotes, asticotons, asticotez, )

  1. asticoter (harceler; taquiner; irriter; enquiquiner; agacer)
    uitdagen; pesten; plagen; treiteren; tarten; stangen; jennen; zieken; sarren; tergen
    • uitdagen werkwoord (daag uit, daagt uit, daagde uit, daagden uit, uitgedaagd)
    • pesten werkwoord (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen werkwoord (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • treiteren werkwoord (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tarten werkwoord (tart, tartte, tartten, getart)
    • stangen werkwoord
    • jennen werkwoord (jen, jent, jende, jenden, gejend)
    • zieken werkwoord (ziek, ziekt, ziekte, ziekten, geziekt)
    • sarren werkwoord (sar, sart, sarde, sarden, sarde)
    • tergen werkwoord (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
  2. asticoter (enquiquiner; rabâcher; geindre)
    etteren; zeiken; klieren; griepen
    • etteren werkwoord (etter, ettert, etterde, etterden, geëtterd)
    • zeiken werkwoord (zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
    • klieren werkwoord (klier, kliert, klierde, klierden, geklierd)
    • griepen werkwoord
  3. asticoter (faire partir par des méchancetés; taquiner; blaguer; )
    wegpesten
    • wegpesten werkwoord (pest weg, pestte weg, pestten weg, weggepest)

Conjugations for asticoter:

Présent
  1. asticote
  2. asticotes
  3. asticote
  4. asticotons
  5. asticotez
  6. asticotent
imparfait
  1. asticotais
  2. asticotais
  3. asticotait
  4. asticotions
  5. asticotiez
  6. asticotaient
passé simple
  1. asticotai
  2. asticotas
  3. asticota
  4. asticotâmes
  5. asticotâtes
  6. asticotèrent
futur simple
  1. asticoterai
  2. asticoteras
  3. asticotera
  4. asticoterons
  5. asticoterez
  6. asticoteront
subjonctif présent
  1. que j'asticote
  2. que tu asticotes
  3. qu'il asticote
  4. que nous asticotions
  5. que vous asticotiez
  6. qu'ils asticotent
conditionnel présent
  1. asticoterais
  2. asticoterais
  3. asticoterait
  4. asticoterions
  5. asticoteriez
  6. asticoteraient
passé composé
  1. ai asticoté
  2. as asticoté
  3. a asticoté
  4. avons asticoté
  5. avez asticoté
  6. ont asticoté
divers
  1. asticote!
  2. asticotez!
  3. asticotons!
  5. asticoté
  6. asticotant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor asticoter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plagen atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
treiteren tracasserie
zeiken pissement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
etteren asticoter; enquiquiner; geindre; rabâcher faire chier; s'enfler; suppurer
griepen asticoter; enquiquiner; geindre; rabâcher
jennen agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
klieren asticoter; enquiquiner; geindre; rabâcher
pesten agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
plagen agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
sarren agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
stangen agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
tarten agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
tergen agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
treiteren agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
uitdagen agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner inciter à; provoquer; susciter
wegpesten asticoter; blaguer; chasser quelqu'un par des tracasseries; chasser quelqu'un par des méchancetés; enquiquiner; faire partir par des méchancetés; faire partir par des tracasseries; rendre la vie de quelqu'un impossible; taquiner; turlupiner
zeiken asticoter; enquiquiner; geindre; rabâcher atermoyer; temporiser; tergiverser; traînailler; traînasser
zieken agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner

Synoniemen voor "asticoter":


Wiktionary: asticoter

Cross Translation:
FromToVia
• asticoter → jennen; klieren; pesten; treiteren ↔ triezen — (transitiv) jemanden sehr ärgern oder quälen, so dass es ihm körperlich oder seelisch stark zusetzt

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0346 seconde
Page rendered in 1.0 seconds