Discours: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

discours:
- speech; rede; toespraak; spreekbeurt; voordracht; redevoering; lezing; spreekbeurten; voorwoord; inleiding; proloog; introductie; voorbericht; oratie
Wiktionary:
- discours → spraak, spreken, oratie, redevoering, rede, speech, vertoog, toespraak
- discours → betoog, uiting, conversatie, gesprek, discussie, discours, verhandeling, gedachtenwisseling, toespraak, speech, redevoering, spreekbeurt

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

discours:
- Wiktionary:
  discours → discours

Frans

Uitgebreide vertaling voor discours (Frans) in het Nederlands

discours:

discours [le ~] zelfstandig naamwoord

le discours (allocution)
de speech; de rede; de toespraak; de spreekbeurt; de voordracht; de redevoering; de lezing
- speech [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- rede [de ~] zelfstandig naamwoord
- toespraak [de ~] zelfstandig naamwoord
- spreekbeurt [de ~] zelfstandig naamwoord
- voordracht [de ~] zelfstandig naamwoord
- redevoering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- lezing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
le discours (exposé oral; conférence)
de lezing; de spreekbeurt
- lezing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- spreekbeurt [de ~] zelfstandig naamwoord
le discours (conférences; débit; conférence; élocution; récitation; déclamation; élocutions; déclamations)
de spreekbeurten
- spreekbeurten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
le discours (prologue; introduction; préface; avant-propos; allocution; élocution; speech; déclamation; exposé; conférence)
het voorwoord; de inleiding; de proloog; de introductie; het voorbericht
- voorwoord [het ~] zelfstandig naamwoord
- inleiding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- proloog [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- introductie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- voorbericht [het ~] zelfstandig naamwoord
le discours (oraison)
de oratie
- oratie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
le discours
de toespraak
- toespraak [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor discours:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
inleiding	allocution; avant-propos; conférence; discours; déclamation; exposé; introduction; prologue; préface; speech; élocution
introductie	allocution; avant-propos; conférence; discours; déclamation; exposé; introduction; prologue; préface; speech; élocution	introduction
lezing	allocution; conférence; discours; exposé oral	avis; concept; conception; conférence; conviction; doctrine; exposé; façon de penser; idée; intention; interprétation; lecture; mentalité; notion; opinion; optique; pensée; perspective; point de vue; position; prise de position; réflexion; tour de lecture; version; vision
oratie	discours; oraison
proloog	allocution; avant-propos; conférence; discours; déclamation; exposé; introduction; prologue; préface; speech; élocution
rede	allocution; discours	capacité intellectuelle; compréhension; esprit; faculté intellectuelle; intellect; intelligence; pouvoir intellectuel; raison
redevoering	allocution; discours
speech	allocution; discours
spreekbeurt	allocution; conférence; discours; exposé oral
spreekbeurten	conférence; conférences; discours; débit; déclamation; déclamations; récitation; élocution; élocutions
toespraak	allocution; discours
voorbericht	allocution; avant-propos; conférence; discours; déclamation; exposé; introduction; prologue; préface; speech; élocution
voordracht	allocution; discours	conférence; déclamation; désignation; exposé; nomination; notification; récitation
voorwoord	allocution; avant-propos; conférence; discours; déclamation; exposé; introduction; prologue; préface; speech; élocution

Synoniemen voor "discours":

allocution; harangue; laïus; speech; adresse; oraison; briefing; compliment; félicitation; louange; panégyrique; encensement; approbation; éloge; conférence; exposé; causerie; réunion; entretien; conciliabule; conseil; pourparlers; palabre; négociation; assemblée; colloque; propos; déclaration; message; plaidoyer; plaidoirie; prédication; homélie; sermon; montré; énoncé; narration; récit; description; analyse; développement; mémoire; prêche; prône; remontrance; réprimande; prière; Angélus; Orémus; Pater; Ave; secrète; péroraison; discussion; pourparler; parole; phrase; lexie; formule; locution; sentence; tirade; exhortation; leçon; proclamation; décret; édit; appel; pronunciamiento; annonce; divulgation; publication; manifeste; programme; catéchisme; diatribe; couplet; toast; tartine

Wiktionary: discours

discours

noun

linguistique|fr actualisation de la langue ; suite de mots qu’on emploie concrètement pour exprimer sa pensée.
- discours → spraak; spreken; oratie; redevoering; rede; speech; vertoog

discours

noun

een voordracht voor een groter publiek
- toespraak → discours

Cross Translation:

From	To	Via
• discours	→ betoog; uiting; conversatie; gesprek; discussie	↔ discourse — expression in (spoken or written) words
• discours	→ betoog; discours; verhandeling	↔ discourse — formal lengthy exposition of some subject
• discours	→ gesprek; gedachtenwisseling; conversatie	↔ discourse — verbal exchange or conversation
• discours	→ toespraak; speech; redevoering	↔ speech — an oration, session of speaking
• discours	→ spreekbeurt	↔ Vortrag — eine Rede vor einem Publikum

Verwante vertalingen van discours

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: discours

Uitgebreide vertaling voor discours (Frans) in het Nederlands

discours:

discours [le ~] zelfstandig naamwoord

le discours (allocution)

le discours (exposé oral; conférence)

le discours (conférences; débit; conférence; élocution; récitation; déclamation; élocutions; déclamations)

le discours (prologue; introduction; préface; avant-propos; allocution; élocution; speech; déclamation; exposé; conférence)

le discours (oraison)

le discours

Vertaal Matrix voor discours:

Synoniemen voor "discours":

Wiktionary: discours

Verwante vertalingen van discours