Bonheur: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

bonheur:
- geluk; het gelukkig-zijn; gelukkigheid; fortuin; geluk hebbend; bof; gelukzaligheid; heerlijkheid; welzijn; voorspoed; heil; welvaart; welvarendheid
Wiktionary:
- bonheur → geluk, blijheid, blijdschap, vreugde
- bonheur → vreugde, geluk, blijdschap, blijheid, mazzel

Frans

Uitgebreide vertaling voor bonheur (Frans) in het Nederlands

le bonheur (béatitude; chance; fortune; aubaine; veine; félicité)
het geluk; het gelukkig-zijn; gelukkigheid; de fortuin
- geluk [het ~] zelfstandig naamwoord
- het gelukkig-zijn [znw.] zelfstandig naamwoord
- gelukkigheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- fortuin [de ~] zelfstandig naamwoord
le bonheur (chance; béatitude; fortune; félicité)
het geluk; geluk hebbend; de bof
- geluk [het ~] zelfstandig naamwoord
- geluk hebbend [znw.] zelfstandig naamwoord
- bof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le bonheur (délices; béatitude; félicité; fortune; chance; grandeur; magnificence; splendeur)
de gelukzaligheid; de heerlijkheid
- gelukzaligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- heerlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
le bonheur (prospérité; bonne fortune; succès; félicité; salut)
het welzijn; de voorspoed; het heil
- welzijn [het ~] zelfstandig naamwoord
- voorspoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- heil [het ~] zelfstandig naamwoord
le bonheur (prospérité; félicité)
de welvaart; welvarendheid
- welvaart [de ~] zelfstandig naamwoord
- welvarendheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bof	bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité	oreillons
fortuin	aubaine; bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité; veine	capital; fortune
geluk	aubaine; bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité; veine
geluk hebbend	bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité
gelukkigheid	aubaine; bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité; veine
gelukzaligheid	bonheur; béatitude; chance; délices; fortune; félicité; grandeur; magnificence; splendeur
heerlijkheid	bonheur; béatitude; chance; délices; fortune; félicité; grandeur; magnificence; splendeur	chose exquise; délicatesse; friandise
heil	bonheur; bonne fortune; félicité; prospérité; salut; succès	bénédiction; félicité; grâce; magnificence; salut; voeu de bonheur
het gelukkig-zijn	aubaine; bonheur; béatitude; chance; fortune; félicité; veine
voorspoed	bonheur; bonne fortune; félicité; prospérité; salut; succès	bénédiction; félicité; grâce; magnificence; salut; voeu de bonheur
welvaart	bonheur; félicité; prospérité	bien-être; bonne santé; prospérité
welvarendheid	bonheur; félicité; prospérité
welzijn	bonheur; bonne fortune; félicité; prospérité; salut; succès	bien-être; santé

bonheur

noun

bonheur

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• bonheur	→ vreugde; geluk; blijdschap; blijheid	↔ happiness — emotion of being happy
• bonheur	→ mazzel	↔ Massel — salopp: günstiger Zufall; unverdientes, unvorhergesehenes, überraschendes Glück

Computer vertaling door derden: