Rencontre: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

rencontre:
- ontmoeting; treffen; wedstrijd; partij; concours; strijd; pot
rencontrer:
- ontmoeten; treffen; tegenkomen; vinden; aantreffen; tegen het lijf lopen
rencontré:
- ontmoet; tegemoetgekomen
Wiktionary:
- rencontre → ontmoeting, afspraak, rendez-vous, colloquium, symposium
- rencontre → treffen, vergadering, ontmoeting, bijeenkomst, samenkomst
- rencontrer → aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen, aanboren
- rencontrer → treffen, ontmoeten, leren kennen

Frans

Uitgebreide vertaling voor rencontre (Frans) in het Nederlands

rencontre:

rencontre [la ~] zelfstandig naamwoord

la rencontre
de ontmoeting; het treffen
- ontmoeting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- treffen [het ~] zelfstandig naamwoord
la rencontre (match; compétition; concours; course; jeu)
de wedstrijd; de partij; de concours; de strijd; de pot
- wedstrijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- partij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- concours [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- strijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- pot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rencontre:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
concours	compétition; concours; course; jeu; match; rencontre
ontmoeting	rencontre
partij	compétition; concours; course; jeu; match; rencontre	cercle; faction; fête; gang; groupe; lot; match de football; parti politique; partie; quantité; soirée; sphère; équipe
pot	compétition; concours; course; jeu; match; rencontre	baril; bassine; braisière; casserole à manche; cuve; cuvette; daubière; enjeu; fût; gouine; lesbienne; marmite; mise; pot; seau; tonne; tonneau
strijd	compétition; concours; course; jeu; match; rencontre	bataille; combat; conflit; discorde; dispute; démêlé; guerre; heurt; litige; lutte; polémique; querelle
treffen	rencontre	fait d'affecter; fait de toucher à
wedstrijd	compétition; concours; course; jeu; match; rencontre
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
treffen		aborder; aboutir à; arriver à; atteindre; atterrir; battre; concerner; croiser; découvrir; faire une saut à; influencer; joindre; remuer; rencontrer; réunir; se rapporter à; se rencontrer; se retrouver; se réunir; se voir; tomber dans; tomber sur; toucher; trouver; émouvoir
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
partij		lot

Synoniemen voor "rencontre":

affrontement; attaque; heurt; combat; lutte; choc; coïncidence; simultanéité; accord; correspondance; bataille; affaire; engagement; mêlée; conflit; duel; bagarre; rixe; baroud; confluence; raccordement; jonction; convergence; confluent; affluent; bec; concourant; convergent; conjonction; assemblage; réunion; union; échauffourée; escarmouche; entrevue; entretien; interview; conversation; face-à-face; débat; reportage; enregistrement; enquête; interrogatoire; dialogue; match; compétition; épreuve; percussion; coup; collision; impact; impulsion; rencard; rendez-vous

Wiktionary: rencontre

rencontre

noun

Traductions à trier suivant le sens.
- rencontre → ontmoeting; afspraak; rendez-vous; colloquium; symposium

Cross Translation:

From	To	Via
• rencontre	→ treffen	↔ encounter — unplanned meeting
• rencontre	→ vergadering; ontmoeting; bijeenkomst	↔ meeting — encounter between people
• rencontre	→ treffen	↔ Treffen — Sport: Wettkampf
• rencontre	→ samenkomst	↔ Zusammenkunft — das Treffen mehrer Menschen, um etwas bestimmtes zu tun

rencontre vorm van rencontrer:

rencontrer werkwoord (rencontre, rencontres, rencontrons, rencontrez, rencontrent, rencontrais, rencontrait, rencontrions, rencontriez, rencontraient, rencontrai, rencontras, rencontra, rencontrâmes, rencontrâtes, rencontrèrent, rencontrerai, rencontreras, rencontrera, rencontrerons, rencontrerez, rencontreront)

rencontrer (croiser; trouver; découvrir; toucher; tomber sur)
ontmoeten; treffen; tegenkomen
- ontmoeten werkwoord (ontmoet, ontmoette, ontmoetten, ontmoet)
- treffen werkwoord (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
- tegenkomen werkwoord (kom tegen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, tegengekomen)
rencontrer (tomber sur; trouver)
vinden; tegenkomen; aantreffen
- vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
- tegenkomen werkwoord (kom tegen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, tegengekomen)
- aantreffen werkwoord (tref aan, treft aan, trof aan, troffen aan, aangetroffen)
rencontrer (tomber sur)
tegen het lijf lopen
- tegen het lijf lopen werkwoord (loop tegen het lijf, loopt tegen het lijf, liep tegen het lijf, liepen tegen het lijf, tegen het lijf gelopen)

Conjugations for rencontrer:

Présent

rencontre
rencontres
rencontre
rencontrons
rencontrez
rencontrent

imparfait

rencontrais
rencontrais
rencontrait
rencontrions
rencontriez
rencontraient

passé simple

rencontrai
rencontras
rencontra
rencontrâmes
rencontrâtes
rencontrèrent

futur simple

rencontrerai
rencontreras
rencontrera
rencontrerons
rencontrerez
rencontreront

subjonctif présent

que je rencontre
que tu rencontres
qu'il rencontre
que nous rencontrions
que vous rencontriez
qu'ils rencontrent

conditionnel présent

rencontrerais
rencontrerais
rencontrerait
rencontrerions
rencontreriez
rencontreraient

passé composé

ai rencontré
as rencontré
a rencontré
avons rencontré
avez rencontré
ont rencontré

divers

rencontre!
rencontrez!
rencontrons!
rencontré
rencontrant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor rencontrer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aantreffen		fait de rencontrer; fait de trouver
treffen		fait d'affecter; fait de toucher à; rencontre
vinden		fait de rencontrer; fait de trouver
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aantreffen	rencontrer; tomber sur; trouver
ontmoeten	croiser; découvrir; rencontrer; tomber sur; toucher; trouver	faire la connaissance de
tegen het lijf lopen	rencontrer; tomber sur
tegenkomen	croiser; découvrir; rencontrer; tomber sur; toucher; trouver
treffen	croiser; découvrir; rencontrer; tomber sur; toucher; trouver	aborder; aboutir à; arriver à; atteindre; atterrir; battre; concerner; faire une saut à; influencer; joindre; remuer; réunir; se rapporter à; se rencontrer; se retrouver; se réunir; se voir; tomber dans; toucher; émouvoir
vinden	rencontrer; tomber sur; trouver	apprendre; découvrir; dépister; déterminer; localiser; rechercher; tracer; trouver

Synoniemen voor "rencontrer":

contacter; approcher; prévenir; avertir; voir; sonder; apercevoir; croiser; retrouver; coudoyer; heurter; atteindre; toucher; buter; cogner; taper; achopper

Wiktionary: rencontrer

rencontrer

verb

trouver en chemin une personne ou une chose.
- rencontrer → aantreffen; ontmoeten; tegemoet treden; tegenkomen; treffen; aanboren

rencontrer

verb

met iemand kennismaken en een gesprek voeren
- ontmoeten → rencontrer
bij toeval ontmoeten
- tegenkomen → rencontrer

Cross Translation:

From	To	Via
• rencontrer	→ treffen	↔ encounter — meet (someone) or find (something) unexpectedly
• rencontrer	→ ontmoeten; treffen	↔ meet — encounter by accident
• rencontrer	→ ontmoeten; leren kennen	↔ meet — be introduced to

rencontré:

rencontré bijvoeglijk naamwoord

rencontré
ontmoet; tegemoetgekomen
- ontmoet bijvoeglijk naamwoord
- tegemoetgekomen bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor rencontré:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ontmoet	rencontré
tegemoetgekomen	rencontré

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van rencontre