Frans

Uitgebreide vertaling voor consacrer (Frans) in het Nederlands

consacrer:

consacrer werkwoord (consacre, consacres, consacrons, consacrez, )

  1. consacrer (bénir; sanctifier; donner la bénédiction)
    wijden; zegenen; inzegenen; heiligen; inwijden
    • wijden werkwoord (wijd, wijdt, wijdde, wijdden, gewijd)
    • zegenen werkwoord (zegen, zegent, zegende, zegenden, gezegend)
    • inzegenen werkwoord (zegen in, zegent in, zegende in, zegenden in, ingezegend)
    • heiligen werkwoord (heilig, heiligt, heiligde, heiligden, geheiligd)
    • inwijden werkwoord (wijd in, wijdt in, wijdde in, wijdden in, ingewijd)
  2. consacrer (utiliser; employer; appliquer; )
    gebruiken; toepassen; aanwenden; benutten; aangrijpen
    • gebruiken werkwoord (gebruik, gebruikt, gebruikte, gebruikten, gebruikt)
    • toepassen werkwoord (pas toe, past toe, paste toe, pasten toe, toegepast)
    • aanwenden werkwoord (wend aan, wendt aan, wendde aan, wendden aan, aangewend)
    • benutten werkwoord (benut, benutte, benutten, benut)
    • aangrijpen werkwoord (grijp aan, grijpt aan, greep aan, grepen aan, aangegrepen)

Conjugations for consacrer:

Présent
  1. consacre
  2. consacres
  3. consacre
  4. consacrons
  5. consacrez
  6. consacrent
imparfait
  1. consacrais
  2. consacrais
  3. consacrait
  4. consacrions
  5. consacriez
  6. consacraient
passé simple
  1. consacrai
  2. consacras
  3. consacra
  4. consacrâmes
  5. consacrâtes
  6. consacrèrent
futur simple
  1. consacrerai
  2. consacreras
  3. consacrera
  4. consacrerons
  5. consacrerez
  6. consacreront
subjonctif présent
  1. que je consacre
  2. que tu consacres
  3. qu'il consacre
  4. que nous consacrions
  5. que vous consacriez
  6. qu'ils consacrent
conditionnel présent
  1. consacrerais
  2. consacrerais
  3. consacrerait
  4. consacrerions
  5. consacreriez
  6. consacreraient
passé composé
  1. ai consacré
  2. as consacré
  3. a consacré
  4. avons consacré
  5. avez consacré
  6. ont consacré
divers
  1. consacre!
  2. consacrez!
  3. consacrons!
  4. consacré
  5. consacrant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor consacrer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangrijpen empoigne; prise
aanwenden application; emploi; usage; utilisation
gebruiken coutumes; habitudes; moeurs
zegenen bénédiction; félicité; grâce; magnificence; salut; voeu de bonheur
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangrijpen appliquer; consacrer; employer; engager; faire usage de; prendre en service; utiliser attendrir; toucher; émotionner; émouvoir
aanwenden appliquer; consacrer; employer; engager; faire usage de; prendre en service; utiliser appliquer; employer; faire usage de; se servir de; user; user de; utiliser
benutten appliquer; consacrer; employer; engager; faire usage de; prendre en service; utiliser employer; faire usage de; se servir de; user; user de; utiliser
gebruiken appliquer; consacrer; employer; engager; faire usage de; prendre en service; utiliser appliquer; bouffer; casser la croûte; consommer; consumer; consumer de drogue; croquer; déguster; déjeuner; déployer; dîner; employer; faire usage de; manger; prendre; se droguer; se servir de; souper; user; user de; utiliser
heiligen bénir; consacrer; donner la bénédiction; sanctifier
inwijden bénir; consacrer; donner la bénédiction; sanctifier inaugurer; installer
inzegenen bénir; consacrer; donner la bénédiction; sanctifier
toepassen appliquer; consacrer; employer; engager; faire usage de; prendre en service; utiliser appliquer; employer; faire usage de; se servir de; user; user de; utiliser
wijden bénir; consacrer; donner la bénédiction; sanctifier
zegenen bénir; consacrer; donner la bénédiction; sanctifier

Synoniemen voor "consacrer":


Wiktionary: consacrer

consacrer
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
consacrer
verb
  1. consecratie verrichten

Cross Translation:
FromToVia
consacrer wijden; inwijden dedicate — to set apart for a deity or for religious purposes; consecrate
consacrer bestemmen dedicate — to set apart for a special use
consacrer wijden; toewijden devote — to commit oneself for a certain matter
consacrer heilig verklaren; heiligen; verheiligen; wijden; inwijden; consacreren; sancreren; sacraliseren; sanctificeren; sanctifiëren sanctify — to make holy

consacrer à:

consacrer à werkwoord

  1. consacrer à
    toewijden
    • toewijden werkwoord (wijd toe, wijdt toe, wijdde toe, wijdden toe, toegewijd)
  2. consacrer à (ordonner; décréter; assigner; )
    bevelen; gelasten; opdragen; commanderen; verordenen; decreteren; gebieden
    • bevelen werkwoord (beveel, beveelt, beval, bevolen, bevolen)
    • gelasten werkwoord (gelast, gelastte, gelastten, gelast)
    • opdragen werkwoord (draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)
    • commanderen werkwoord (commandeer, commandeert, commandeerde, commandeerden, gecommandeerd)
    • verordenen werkwoord (verorden, verordent, verordende, verordenden, verordend)
    • decreteren werkwoord (decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
    • gebieden werkwoord (gebied, gebiedt, gebood, geboden, geboden)

Vertaal Matrix voor consacrer à:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verordenen impérative; prescription; proclamation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevelen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer commander; dicter; enjoindre; ordonner; prescrire
commanderen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer administrer; avoir le commandement; commander; dicter; diriger; enjoindre; gouverner; mener; ordonner; piloter; prescrire; présider
decreteren assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer annoncer; dicter; décréter; enjoindre; ordonner; prescrire; proclamer; promulguer; statuer
gebieden assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer commander; dicter; enjoindre; ordonner; prescrire
gelasten assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer commander; dicter; enjoindre; ordonner; prescrire
opdragen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer accabler; charger; charger une personne de quelque chose; dicter; donner charge de; enjoindre; importuner; instruer; ordonner; prescrire
toewijden consacrer à
verordenen assigner; charger; commander; consacrer à; diriger; décréter; dévouer; obliger à; ordonner; régir; sommer annoncer; dicter; décréter; enjoindre; ordonner; prescrire; proclamer; promulguer

Verwante vertalingen van consacrer