Frans
Uitgebreide vertaling voor être assis (Frans) in het Nederlands
être assis:
-
être assis
-
être assis
-
être assis (avoir son siège)
gevestigd zijn; zetelen; resideren; gezeten zijn-
gevestigd zijn werkwoord (ben gevestigd, bent gevestigd, is gevestigd, was gevestigd, waren gevestigd, gevestigd geweest)
-
gezeten zijn werkwoord (ben gezeten, bent gezeten, is gezeten, was gezeten, waren gezeten, gezeten geweest)
-
Vertaal Matrix voor être assis:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gevestigd zijn | avoir son siège; être assis | |
gezeten zijn | avoir son siège; être assis | |
opzitten | être assis | |
resideren | avoir son siège; être assis | demeurer; habiter; héberger; loger; résider; siéger; séjourner; vivre |
zetelen | avoir son siège; être assis | |
zitten | être assis | asseoir |
Wiktionary: être assis
être assis
Cross Translation:
verb
-
op het zitvlak rusten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• être assis | → zitten | ↔ sit — of a person, be in a position in which the upper body is upright and the legs are supported |