Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- structure:
- structuré:
- structurer:
-
Wiktionary:
- structure → structuur, bouw, constructie, samenstelling
- structure → kader, framework, indeling, structuur
Frans
Uitgebreide vertaling voor structuré (Frans) in het Nederlands
structure:
-
la structure (construction; composition; édification; constitution)
-
la structure (ossature)
-
la structure (table de bureau; bureau; table de travail; office; organisation; organisme; instance; organe; institut)
-
la structure
-
la structure
Vertaal Matrix voor structure:
Synoniemen voor "structure":
Wiktionary: structure
structure
Cross Translation:
noun
structure
-
manière dont un édifice bâtir.
- structure → structuur; bouw; constructie; samenstelling
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• structure | → kader; framework | ↔ framework — a basic conceptual structure |
• structure | → indeling | ↔ layout — structured arrangement of items |
• structure | → structuur | ↔ Struktur — allgemein: etwas Aufgebautes, aus mehreren Teilen bestehendes und von seinen Einzelteilen abhängiges Gefüge |
• structure | → structuur | ↔ Struktur — ohne Mehrzahl: das Aussehen einer Sache, die Beschaffenheit einer Oberfläche oder Musterung, z.B. bei Textilien sowie Tapeten oder bei einem Straßennetz (von einer Anhöhe oder aus großer Höhe betrachtet) |
• structure | → structuur | ↔ Struktur — Mathematik: Menge mit bestimmten Eigenschaften |
• structure | → structuur | ↔ Struktur — Sprachwissenschaft: abstrakter innerer Aufbau einer Sprache |
structuré:
-
structuré
gestructureerd-
gestructureerd bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor structuré:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gestructureerd | structuré |
Synoniemen voor "structuré":
structuré vorm van structurer:
structurer werkwoord (structure, structures, structurons, structurez, structurent, structurais, structurait, structurions, structuriez, structuraient, structurai, structuras, structura, structurâmes, structurâtes, structurèrent, structurerai, structureras, structurera, structurerons, structurerez, structureront)
-
structurer
structureren; struktureren; structuur aanbrengen-
structuur aanbrengen werkwoord (breng structuur aan, brengt structuur aan, bracht structuuur aan, brachten structuur aan, structuur aangebracht)
Conjugations for structurer:
Présent
- structure
- structures
- structure
- structurons
- structurez
- structurent
imparfait
- structurais
- structurais
- structurait
- structurions
- structuriez
- structuraient
passé simple
- structurai
- structuras
- structura
- structurâmes
- structurâtes
- structurèrent
futur simple
- structurerai
- structureras
- structurera
- structurerons
- structurerez
- structureront
subjonctif présent
- que je structure
- que tu structures
- qu'il structure
- que nous structurions
- que vous structuriez
- qu'ils structurent
conditionnel présent
- structurerais
- structurerais
- structurerait
- structurerions
- structureriez
- structureraient
passé composé
- ai structuré
- as structuré
- a structuré
- avons structuré
- avez structuré
- ont structuré
divers
- structure!
- structurez!
- structurons!
- structuré
- structurant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor structurer:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
structureren | structurer | |
structuur aanbrengen | structurer | |
struktureren | structurer |