Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
exposé:
- verhaal; geschiedenis; verhaaltje; vertelling; relaas; vertelsel; verdichtsel; essay; verhandeling; lezing; leesbeurt; voorlezing; betoog; referaat; verslag; bericht; werkstuk; voordracht; declamatie; versvoordracht; leerstelling; leerstuk; geloofsleer; leer; lering; situatieschets; situatietekening; gezichtspunt; opvatting; visie; inzicht; interpretatie; zienswijze; denkbeeld; standpunt; idee; mening; opinie; oordeel; plattegrond; grondplan; stadskaart; voorwoord; inleiding; proloog; introductie; voorbericht
- verlicht; verhelderd; bijgelicht; belicht; beschenen; uitgelegd; opgehelderd; toegelicht; geopend; ontsloten; opengelegd; helder geworden; opgetrokken
-
exposer:
- tonen; tentoonstellen; uitstallen; etaleren; voorleggen; presenteren; laten zien; offreren; aanbieden; vertonen; exposeren; voor ogen brengen; verklaren; toelichten; ophelderen; verduidelijken; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren; openen; openmaken; opendoen; ontsluiten; ontmaskeren; blootleggen; onthullen; beschikbaar maken
-
Wiktionary:
- exposé → spreekbeurt, presentatie, voorstelling, voordracht
- exposer → exposeren, ontvouwen, tentoonstellen
- exposer → tentoonstellen, tonen, blootleggen, [[zichtbaar maken]], blootstellen, ophangen, etaleren
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
-
exposé:
-
Wiktionary:
exposé → révélations
-
Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor exposé (Frans) in het Nederlands
exposé:
-
l'exposé (conte; histoire; fable; compte-rendu; fiction; légende; rapport; mythe; tradition)
het verhaal; de geschiedenis; het verhaaltje; de vertelling; het relaas; het vertelsel; het verdichtsel -
l'exposé (essai; composition; conférence; article)
-
l'exposé (tour de lecture; lecture; conférence)
-
l'exposé (argumentation; démonstration)
-
l'exposé (compte rendu; rapport; présentation)
-
l'exposé (épreuve; essai; dissertation; composition; travail; mémoire; ouvrage; devoir; rédaction; tâche; article; besogne; problème; question; conférence)
-
l'exposé (déclamation; conférence; récitation)
-
l'exposé (doctrine religieuse; cours; lecture; conférence; séance; interprétation; dogme; leçon)
-
l'exposé (dessin des lieux; aperçu de la situation; plan; résumé; dessin; sommaire; récapitulation; aperçu; abrégé; condensé)
-
l'exposé (façon de penser; point de vue; conception; prise de position; avis; opinion; perspective; pensée; interprétation; concept; doctrine; idée; notion; optique; mentalité; réflexion; intention; conviction; vision; position)
het gezichtspunt; de opvatting; de visie; het inzicht; de interpretatie; de zienswijze; de denkbeeld; het standpunt; de idee; de mening; de opinie; het oordeel; de lezing -
l'exposé (plan; plan municipal; dessin des lieux; projet de base; dessin; aperçu; récapitulation; résumé; sommaire; aperçu de la situation; abrégé; condensé)
-
l'exposé (prologue; introduction; préface; avant-propos; discours; allocution; élocution; speech; déclamation; conférence)
-
exposé (éclairé; mis en lumière; éclairci; résolu; dévalisé)
verlicht; verhelderd; bijgelicht; belicht; beschenen-
verlicht bijvoeglijk naamwoord
-
verhelderd bijvoeglijk naamwoord
-
bijgelicht bijvoeglijk naamwoord
-
belicht bijvoeglijk naamwoord
-
beschenen bijvoeglijk naamwoord
-
-
exposé (expliqué; éclairci; élucidé; tiré au clair)
verhelderd; uitgelegd; opgehelderd; toegelicht; belicht-
verhelderd bijvoeglijk naamwoord
-
uitgelegd bijvoeglijk naamwoord
-
opgehelderd bijvoeglijk naamwoord
-
toegelicht bijvoeglijk naamwoord
-
belicht bijvoeglijk naamwoord
-
-
exposé (ouvert)
geopend; ontsloten; opengelegd-
geopend bijvoeglijk naamwoord
-
ontsloten bijvoeglijk naamwoord
-
opengelegd bijvoeglijk naamwoord
-
-
exposé (éclairci; résolu; éclairé)
verhelderd; opgehelderd; helder geworden; opgetrokken-
verhelderd bijvoeglijk naamwoord
-
opgehelderd bijvoeglijk naamwoord
-
helder geworden bijvoeglijk naamwoord
-
opgetrokken bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor exposé:
Synoniemen voor "exposé":
Wiktionary: exposé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• exposé | → spreekbeurt | ↔ Vortrag — eine Rede vor einem Publikum |
• exposé | → presentatie; voorstelling; voordracht | ↔ presentation — presenting to an audience |
exposer:
exposer werkwoord (expose, exposes, exposons, exposez, exposent, exposais, exposait, exposions, exposiez, exposaient, exposai, exposas, exposa, exposâmes, exposâtes, exposèrent, exposerai, exposeras, exposera, exposerons, exposerez, exposeront)
-
exposer (étaler; exhiber)
tonen; tentoonstellen; uitstallen; etaleren-
tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
-
exposer (présenter; montrer; faire voir; proposer)
-
exposer (montrer; présenter; faire voir; offrir)
-
exposer (montrer; révéler; présenter; étaler; exhiber; manifester; faire étalage de)
vertonen; tonen; exposeren; tentoonstellen; voor ogen brengen-
tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
-
voor ogen brengen werkwoord
-
exposer (éclaircir; commenter; expliquer)
verklaren; toelichten; ophelderen; verduidelijken; verhelderen; belichten; accentueren; opklaren-
verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
-
exposer (ouvrir; mettre à nu; découvrir; dénouer; déboutonner)
-
exposer (montrer; présenter; faire étalage de; étaler; faire voir; exhiber)
tonen; vertonen; tentoonstellen; exposeren-
tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
-
exposer (démasquer; découvrir; mettre à nu)
-
exposer (déceler; découvrir)
-
exposer
beschikbaar maken-
beschikbaar maken werkwoord (maak beschikbaar, maakt beschikbaar, maakte beschikbaar, maakten beschikbaar, beschikbaar gemaakt)
-
Conjugations for exposer:
Présent
- expose
- exposes
- expose
- exposons
- exposez
- exposent
imparfait
- exposais
- exposais
- exposait
- exposions
- exposiez
- exposaient
passé simple
- exposai
- exposas
- exposa
- exposâmes
- exposâtes
- exposèrent
futur simple
- exposerai
- exposeras
- exposera
- exposerons
- exposerez
- exposeront
subjonctif présent
- que j'expose
- que tu exposes
- qu'il expose
- que nous exposions
- que vous exposiez
- qu'ils exposent
conditionnel présent
- exposerais
- exposerais
- exposerait
- exposerions
- exposeriez
- exposeraient
passé composé
- ai exposé
- as exposé
- a exposé
- avons exposé
- avez exposé
- ont exposé
divers
- expose!
- exposez!
- exposons!
- exposé
- exposant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor exposer:
Synoniemen voor "exposer":
Wiktionary: exposer
exposer
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk)kunst|nld iets laten zien aan bezoekers van een expositie
-
iets verklaren
-
voor een publiek toonbaar maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• exposer | → tentoonstellen; tonen | ↔ exhibit — display or show (something) for others to see |
• exposer | → blootleggen; [[zichtbaar maken]] | ↔ expose — to uncover, make visible, bring to daylight, introduce to |
• exposer | → blootstellen | ↔ expose — to subject photographic film to light thus ruining it or taking a picture if controlled |
• exposer | → ophangen | ↔ hang — to exhibit by hanging |
• exposer | → etaleren; tentoonstellen | ↔ ausstellen — zur Schau stellen |
exposée:
Synoniemen voor "exposée":
Computer vertaling door derden: