Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: désigner

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: désigner

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. designer:
  2. désigner:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. designer:
  2. Designer:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor désigner (Frans) in het Nederlands

designer:

designer [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le designer (dessinateur de publicité; modéliste; créateur industriel; créateur; directeur d'art)
    ontwerper van reclame; reclameontwerper

Vertaal Matrix voor designer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontwerper van reclame créateur; créateur industriel; designer; dessinateur de publicité; directeur d'art; modéliste
reclameontwerper créateur; créateur industriel; designer; dessinateur de publicité; directeur d'art; modéliste

Synoniemen voor "designer":


Wiktionary: designer

Cross Translation:
FromToVia
• designer → designer; ontwerper ↔ designer — person who designs

désigner:

désigner werkwoord (désigne, désignes, désignons, désignez, )

  1. désigner (nommer)
    aanstellen; benoemen; installeren
    • aanstellen werkwoord (stel aan, stelt aan, stelde aan, stelden aan, aangesteld)
    • benoemen werkwoord (benoem, benoemt, benoemde, benoemden, benoemd)
    • installeren werkwoord (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)
  2. désigner (indiquer quelquechose; montrer; signaler)
    aanduiden; indiceren; aangeven; wijzen; iets aanwijzen
    • aanduiden werkwoord (duid aan, duidt aan, duidde aan, duidden aan, aangeduid)
    • indiceren werkwoord (indiceer, indiceert, indiceerde, indiceerden, geïndiceerd)
    • aangeven werkwoord (geef aan, geeft aan, gaf aan, gaven aan, aangegeven)
    • wijzen werkwoord (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)
    • iets aanwijzen werkwoord
  3. désigner (préciser; définir; déterminer; )
    preciseren; nader omschrijven

Conjugations for désigner:

Présent
  1. désigne
  2. désignes
  3. désigne
  4. désignons
  5. désignez
  6. désignent
imparfait
  1. désignais
  2. désignais
  3. désignait
  4. désignions
  5. désigniez
  6. désignaient
passé simple
  1. désignai
  2. désignas
  3. désigna
  4. désignâmes
  5. désignâtes
  6. désignèrent
futur simple
  1. désignerai
  2. désigneras
  3. désignera
  4. désignerons
  5. désignerez
  6. désigneront
subjonctif présent
  1. que je désigne
  2. que tu désignes
  3. qu'il désigne
  4. que nous désignions
  5. que vous désigniez
  6. qu'ils désignent
conditionnel présent
  1. désignerais
  2. désignerais
  3. désignerait
  4. désignerions
  5. désigneriez
  6. désigneraient
passé composé
  1. ai désigné
  2. as désigné
  3. a désigné
  4. avons désigné
  5. avez désigné
  6. ont désigné
divers
  1. désigne!
  2. désignez!
  3. désignons!
  5. désigné
  6. désignant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor désigner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanduiden désignation; indication
aangeven attestation; déclaration; dénonciation; déposition; présentation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanduiden désigner; indiquer quelquechose; montrer; signaler
aangeven désigner; indiquer quelquechose; montrer; signaler donner; déclarer; déléguer; dénoncer; dénoncer quelqu'un; déposer; faire circuler; faire inscrire; livrer; offrir; passer; passer quelque chose à quelqu'un; porter; présenter; remettre; rendre; tendre; tendre quelque chose à quelqu'un; trahir; transmettre; étendre
aanstellen désigner; nommer
benoemen désigner; nommer appeler; citer; engager; mentionner; nommer; poser
iets aanwijzen désigner; indiquer quelquechose; montrer; signaler
indiceren désigner; indiquer quelquechose; montrer; signaler
installeren désigner; nommer arranger; construire; dresser; installer; mettre
nader omschrijven décrire; définir; délimiter; dénoter; désigner; détailler; déterminer; expliciter; préciser
preciseren décrire; définir; délimiter; dénoter; désigner; détailler; déterminer; expliciter; préciser calculer; détailler; résoudre; élaborer
wijzen désigner; indiquer quelquechose; montrer; signaler appeler l'attention sur; attirer l'attention sur; indiquer; montrer; signaler

Synoniemen voor "désigner":


Wiktionary: désigner

désigner désigner
verb
  1. aanwijzen



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor désigner (Nederlands) in het Frans

designer:

designer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de designer (ontwerper; artdirector)
    le créateur; le concepteur; le directeur d'art

Vertaal Matrix voor designer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concepteur artdirector; designer; ontwerper
créateur artdirector; designer; ontwerper aanstichter; aanzetter; auteur; creator; grondlegger; grondvester; instigator; maker; ontwerper van reclame; oprichter; oprichtster; opstoker; reclameontwerper; schepper; stamvader; stichter
directeur d'art artdirector; designer; ontwerper ontwerper van reclame; reclameontwerper
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
créateur scheppend

Verwante woorden van "designer":

  • designers

Wiktionary: designer

Cross Translation:
FromToVia
• designer → designer ↔ designer — person who designs

Designer:

Designer

  1. Designer
    Concepteur

Vertaal Matrix voor Designer:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Concepteur Designer







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0570 seconde
Page rendered in 1.0 seconds