Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: débarrasser

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: débarrasser

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. débarrasser:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor débarrasser (Frans) in het Nederlands

débarrasser:

débarrasser werkwoord (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, )

  1. débarrasser (débarrasser la table; nettoyer; desservir)
    opruimen; afdekken; afruimen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • afruimen werkwoord (ruim af, ruimt af, ruimde af, ruimden af, afgeruimd)
  2. débarrasser (nettoyer; ranger; stocker; liquider; solder)
    opruimen; bergen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • bergen werkwoord (berg, bergt, bergde, bergden, gebergd)
  3. débarrasser
    afruimen
    • afruimen werkwoord (ruim af, ruimt af, ruimde af, ruimden af, afgeruimd)
  4. débarrasser (délivrer; délester)
    bevrijden van; afhelpen
  5. débarrasser (verser; déverser; boire; )
    uitschenken
    • uitschenken werkwoord (schenk uit, schenkt uit, schonk uit, schonken uit, uitgeschonken)
  6. débarrasser (enlever; balayer)
    ruimen
    • ruimen werkwoord (ruim, ruimt, ruimde, ruimden, geruimd)
  7. débarrasser (vider; boire; se vider; )
    leegmaken; opdrinken; ledigen; uitdrinken; leegdrinken
    • leegmaken werkwoord (maak leeg, maakt leeg, maakte leeg, maakten leeg, leeggemaakt)
    • opdrinken werkwoord (drink op, drinkt op, dronk op, dronken op, opgedronken)
    • ledigen werkwoord (ledig, ledigt, ledigde, ledigden, geledigd)
    • uitdrinken werkwoord (drink uit, drinkt uit, dronk uit, dronken uit, uitgedronken)
    • leegdrinken werkwoord (drink leeg, drinkt leeg, dronk leeg, dronken leeg, leeggedronken)
  8. débarrasser (déverser; décharger; verser; vider)
    ledigen; uitgieten; leeggieten; leegmaken
    • ledigen werkwoord (ledig, ledigt, ledigde, ledigden, geledigd)
    • uitgieten werkwoord (giet uit, goot uit, goten uit, uitgegoten)
    • leeggieten werkwoord (giet leeg, goot leeg, goten leeg, leeggegoten)
    • leegmaken werkwoord (maak leeg, maakt leeg, maakte leeg, maakten leeg, leeggemaakt)

Conjugations for débarrasser:

Présent
  1. débarrasse
  2. débarrasses
  3. débarrasse
  4. débarrassons
  5. débarrassez
  6. débarrassent
imparfait
  1. débarrassais
  2. débarrassais
  3. débarrassait
  4. débarrassions
  5. débarrassiez
  6. débarrassaient
passé simple
  1. débarrassai
  2. débarrassas
  3. débarrassa
  4. débarrassâmes
  5. débarrassâtes
  6. débarrassèrent
futur simple
  1. débarrasserai
  2. débarrasseras
  3. débarrassera
  4. débarrasserons
  5. débarrasserez
  6. débarrasseront
subjonctif présent
  1. que je débarrasse
  2. que tu débarrasses
  3. qu'il débarrasse
  4. que nous débarrassions
  5. que vous débarrassiez
  6. qu'ils débarrassent
conditionnel présent
  1. débarrasserais
  2. débarrasserais
  3. débarrasserait
  4. débarrasserions
  5. débarrasseriez
  6. débarrasseraient
passé composé
  1. ai débarrassé
  2. as débarrassé
  3. a débarrassé
  4. avons débarrassé
  5. avez débarrassé
  6. ont débarrassé
divers
  1. débarrasse!
  2. débarrassez!
  3. débarrassons!
  5. débarrassé
  6. débarrassant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor débarrasser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken blindage; protection; sauvegarde
bergen conservation; garde; préservation
leeggieten acte de vider; vidage
leegmaken décharge; déchargement
uitgieten acte de vider; vidage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken desservir; débarrasser; débarrasser la table; nettoyer abriter; blinder; borner; clôturer; couvrir; cuirasser; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder
afhelpen débarrasser; délester; délivrer
afruimen desservir; débarrasser; débarrasser la table; nettoyer
bergen débarrasser; liquider; nettoyer; ranger; solder; stocker mettre en sécurité; mettre en sûreté; sauver
bevrijden van débarrasser; délester; délivrer
ledigen achever; boire; débarrasser; décharger; déverser; finir; se vider; terminer; verser; vider débourrer; dégarnir; emporter; enlever; finir; retirer; sortir; vider; évacuer
leegdrinken achever; boire; débarrasser; finir; se vider; terminer; verser; vider
leeggieten débarrasser; décharger; déverser; verser; vider
leegmaken achever; boire; débarrasser; décharger; déverser; finir; se vider; terminer; verser; vider débourrer; dégarnir; emporter; enlever; finir; retirer; sortir; vider; évacuer
opdrinken achever; boire; débarrasser; finir; se vider; terminer; verser; vider
opruimen desservir; débarrasser; débarrasser la table; liquider; nettoyer; ranger; solder; stocker nettoyer à fond
ruimen balayer; débarrasser; enlever
uitdrinken achever; boire; débarrasser; finir; se vider; terminer; verser; vider
uitgieten débarrasser; décharger; déverser; verser; vider
uitschenken boire; débarrasser; décharger; déverser; se vider; verser; vider; évacuer
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Organiser

Synoniemen voor "débarrasser":


Wiktionary: débarrasser

débarrasser
verb
  1. dégager de ce qui embarrasser.
Cross Translation:
FromToVia
• débarrasser → van af zijn; kwijt raken ↔ get rid of — to remove
• débarrasser → afnemen ↔ abnehmen — eine Aufgabe oder einen Gegenstand von jemand anderem übernehmen

Verwante vertalingen van débarrasser







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0393 seconde
Page rendered in 1.0 seconds