Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- accuser:
-
Wiktionary:
- accuser → beschuldigen, aanbrengen, aangeven, klikken, verklikken, aanklagen, betichten
- accuser → beschuldigen, voor het gerecht dagen, wijten, toeschrijven, aanklagen, afschilderen, schilderen, uitbeelden, uitschilderen
Frans
Uitgebreide vertaling voor accuser (Frans) in het Nederlands
accuser:
accuser werkwoord (accuse, accuses, accusons, accusez, accusent, accusais, accusait, accusions, accusiez, accusaient, accusai, accusas, accusa, accusâmes, accusâtes, accusèrent, accuserai, accuseras, accusera, accuserons, accuserez, accuseront)
-
accuser (dénoncer; charger; inculper; incriminer; imputer)
beschuldigen; ten laste leggen; aanklagen; betichten-
ten laste leggen werkwoord (leg ten laste, legt ten laste, legde ten laste, legden ten laste, ten laste gelegd)
-
accuser (incriminer; soupçonner; suspecter; charger; imputer; inculper)
beschuldigen; verdenken; incrimineren; verdacht maken; betichten-
verdacht maken werkwoord (maak verdacht, maakt verdacht, maakte verdacht, maakten verdacht, verdacht gemaakt)
-
accuser (incriminer; inculper)
-
accuser (insinuer; imputer; charger)
-
accuser (rendre suspect)
verdachtmaken-
verdachtmaken werkwoord
-
Conjugations for accuser:
Présent
- accuse
- accuses
- accuse
- accusons
- accusez
- accusent
imparfait
- accusais
- accusais
- accusait
- accusions
- accusiez
- accusaient
passé simple
- accusai
- accusas
- accusa
- accusâmes
- accusâtes
- accusèrent
futur simple
- accuserai
- accuseras
- accusera
- accuserons
- accuserez
- accuseront
subjonctif présent
- que j'accuse
- que tu accuses
- qu'il accuse
- que nous accusions
- que vous accusiez
- qu'ils accusent
conditionnel présent
- accuserais
- accuserais
- accuserait
- accuserions
- accuseriez
- accuseraient
passé composé
- ai accusé
- as accusé
- a accusé
- avons accusé
- avez accusé
- ont accusé
divers
- accuse!
- accusez!
- accusons!
- accusé
- accusant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor accuser:
Synoniemen voor "accuser":
Wiktionary: accuser
accuser
Cross Translation:
verb
accuser
-
déférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime.
- accuser → beschuldigen; aanbrengen; aangeven; klikken; verklikken; aanklagen; betichten
verb
-
iemands handelingen bij een hof aanhangig maken met een officiële beschuldiging
-
iemand de schuld geven van iets
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• accuser | → beschuldigen | ↔ accuse — attribute blame to someone |
• accuser | → voor het gerecht dagen | ↔ arraign — charge someone in a court of law |
• accuser | → wijten; toeschrijven | ↔ ascribe — attribute a cause or characteristic |
• accuser | → aanklagen | ↔ charge — to formally accuse of a crime |
• accuser | → beschuldigen | ↔ indict — to accuse of wrongdoing |
• accuser | → afschilderen; schilderen; uitbeelden; uitschilderen | ↔ zeichnen — (transitiv); im übertragenen Sinne: schildern; (in literarischen Darbietungen und Texten) Figuren, Charaktere mittels Zeichen, Sprachstil, Gesten, in Haltung und Miene interagierend handeln lassen |