Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
propre:
- schoon; hygienisch; zuiver; rein; kuis; netjes; gereinigd; gekuist; proper; zindelijk; zorgvuldig; keurig; net; karakteristiek; kenmerkend; typisch; typerend; tekenend; beleefd; beschaafd; voorkomend; welopgevoed; wellevend; gemanierd; fatsoenlijk; welgemanierd; puur; maagdelijk; onschuldig; onbevlekt; vlekkeloos; hygiënisch; brandschoon; smetteloos
- propre à:
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor propre (Frans) in het Nederlands
propre:
-
propre (hygiénique; pure; nettement; net; purement; proprement; hygiéniquement)
schoon; hygienisch; zuiver; rein; kuis-
schoon bijvoeglijk naamwoord
-
hygienisch bijvoeglijk naamwoord
-
zuiver bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
kuis bijvoeglijk naamwoord
-
-
propre (proprement; net; clair; bien)
-
propre (net; décent; ordonné)
-
propre (nettoyé; proprement)
-
propre (bien rangé; soigné; net; nettoyé; rangé; ordonné; avec soin)
netjes; zorgvuldig; keurig; proper-
netjes bijwoord
-
zorgvuldig bijvoeglijk naamwoord
-
keurig bijvoeglijk naamwoord
-
proper bijvoeglijk naamwoord
-
-
propre
-
propre (caractéristique; typique; typiquement; spécifique; particulier; représentatif; distinctif; descriptif)
karakteristiek; kenmerkend; typisch; typerend; tekenend-
karakteristiek bijvoeglijk naamwoord
-
kenmerkend bijvoeglijk naamwoord
-
typisch bijvoeglijk naamwoord
-
typerend bijvoeglijk naamwoord
-
tekenend bijvoeglijk naamwoord
-
-
propre (bien élevé; poli; courtois; poliment; galant; complaisant; soigné; comme il faut; courtoisement; civil; cultivé; serviable; civilisé; instruit; prévenant)
beleefd; beschaafd; voorkomend; welopgevoed; wellevend; gemanierd-
beleefd bijvoeglijk naamwoord
-
beschaafd bijvoeglijk naamwoord
-
voorkomend bijvoeglijk naamwoord
-
welopgevoed bijvoeglijk naamwoord
-
wellevend bijvoeglijk naamwoord
-
gemanierd bijvoeglijk naamwoord
-
-
propre (courtois; civilisé; comme il faut; poli; cultivé; correct; bien élevé; convenable; décent; respectable)
netjes; beschaafd; fatsoenlijk; welgemanierd; welopgevoed-
netjes bijwoord
-
beschaafd bijvoeglijk naamwoord
-
fatsoenlijk bijvoeglijk naamwoord
-
welgemanierd bijvoeglijk naamwoord
-
welopgevoed bijvoeglijk naamwoord
-
-
propre (vierge; innocent; pur; purement; pudiquement; pudique; authentique; nature; virginal; chaste; intact; innocemment; chastement)
puur; zuiver; maagdelijk; onschuldig; onbevlekt; rein; kuis-
puur bijvoeglijk naamwoord
-
zuiver bijvoeglijk naamwoord
-
maagdelijk bijvoeglijk naamwoord
-
onschuldig bijvoeglijk naamwoord
-
onbevlekt bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
kuis bijvoeglijk naamwoord
-
-
propre (chaste; innocent; immaculé; pur; intègre; intact)
onschuldig; onbevlekt; vlekkeloos; rein-
onschuldig bijvoeglijk naamwoord
-
onbevlekt bijvoeglijk naamwoord
-
vlekkeloos bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
-
propre (hygiénique; sanitaire; hygiéniquement; proprement)
hygiënisch-
hygiënisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
propre (d'une propreté minutieuse; impeccable; irréprochable; sans tache; pur; immaculé)
vlekkeloos; brandschoon; smetteloos-
vlekkeloos bijvoeglijk naamwoord
-
brandschoon bijvoeglijk naamwoord
-
smetteloos bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor propre:
Synoniemen voor "propre":
Wiktionary: propre
propre
Cross Translation:
adjective
propre
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• propre | → proper; schoon | ↔ clean — not dirty |
• propre | → eigen | ↔ own — belonging to (determiner) |
• propre | → keurig; goed; net; deugdelijk | ↔ proper — following the established standards of behavior or manners |
• propre | → eigen | ↔ proper — belonging to oneself or itself, own |
• propre | → verzorgd | ↔ adrett — ordentlich |
• propre | → schoon | ↔ sauber — nicht verschmutzt, frei von Unrat |
• propre | → zindelijk | ↔ stubenrein — die Wohnung nicht beschmutzend, die Notdurft im Freien verrichtend |