Preuve: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

preuve:
- bewijs; bewijsstuk; teken; blijk; bewijsmiddel; bewijsmateriaal; beweringsgrond
épreuve:
- computertoets; toets; eindscriptie; scriptie; beproeving; ernstige toetsing; proefdruk; drukproef; boetedoening; boetstraf; opgave; leeroefening; werkstuk; verhandeling
Wiktionary:
- preuve → adstructie, bewijs, teken
- preuve → bewijs
- épreuve → proef, beproeving, afdruk
- épreuve → voorgevoel, kwelling, test, proef, beproeving

Frans

Uitgebreide vertaling voor preuve (Frans) in het Nederlands

preuve:

preuve [la ~] zelfstandig naamwoord

la preuve (pièce à conviction)
het bewijs; het bewijsstuk
- bewijs [het ~] zelfstandig naamwoord
- bewijsstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
la preuve (marque; signe; témoignage)
het bewijs; het teken; het blijk
- bewijs [het ~] zelfstandig naamwoord
- teken [het ~] zelfstandig naamwoord
- blijk [het ~] zelfstandig naamwoord
la preuve (pièces à conviction)
het bewijsmiddel
- bewijsmiddel [het ~] zelfstandig naamwoord
la preuve (pièces à conviction)
het bewijsmateriaal
- bewijsmateriaal [het ~] zelfstandig naamwoord
la preuve (argument sur lequel on peut prouver quelque chose 1; reçu; pièces à conviction; billet; certificat; confirmation)
het bewijs; beweringsgrond
- bewijs [het ~] zelfstandig naamwoord
- beweringsgrond [znw.] zelfstandig naamwoord
la preuve
het bewijs
- bewijs [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor preuve:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beweringsgrond	argument sur lequel on peut prouver quelque chose 1; billet; certificat; confirmation; pièces à conviction; preuve; reçu
bewijs	argument sur lequel on peut prouver quelque chose 1; billet; certificat; confirmation; marque; pièce à conviction; pièces à conviction; preuve; reçu; signe; témoignage	certificat
bewijsmateriaal	pièces à conviction; preuve
bewijsmiddel	pièces à conviction; preuve
bewijsstuk	pièce à conviction; preuve	document; document justificatif; pièce justificative; pièce probante; pièces à conviction
blijk	marque; preuve; signe; témoignage
teken	marque; preuve; signe; témoignage	augure; avertissement; avis; décoration; geste; indication; indice; manifestation; marque; marque distinctive; médaille; présage; signal; signe; signe de tête; signe précurseur; symptôme
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
teken		caractère

Synoniemen voor "preuve":

affirmation; allégation; assertion; déclaration; dire; assurance; thèse; démonstration; témoignage; attestation; confirmation; renouvellement; approbation; authentification; vérification; garantie; validation; entérinement; ratification; continuation; maintien; critère; épreuve; critérium; test; référence; signe; jauge; fondement; modèle; justificatif; justificateur; légitimant; justification; défense; explication; argument; excuse; décharge; apologie; conviction; caution; gage; motif; indice; raisonnement; argumentation; réfutation; méthode; synthèse; dialectique; syllogisme; illogisme; sophisme; argutie; signal; annonce; symptôme; indication; expression; manifestation; marque; présage

Wiktionary: preuve

preuve

noun

Traductions à trier suivant le sens
- preuve → adstructie; bewijs; teken

preuve

noun

datgene wat de juistheid van een bewering onweerlegbaar vast (kan) leggen
- bewijs → preuve

Cross Translation:

From	To	Via
• preuve	→ bewijs	↔ evidence — facts presented in support of an assertion
• preuve	→ bewijs	↔ proof — any effort, process, or operation designed to establish or discover a fact or truth
• preuve	→ bewijs	↔ Beweis — Jura, Mathematik: die Darlegung der Richtigkeit oder der Unrichtigkeit einer Aussage oder eines Urteils mittels empirischer oder logischer Methoden

épreuve:

épreuve [la ~] zelfstandig naamwoord

l'épreuve (épreuve d'ordinateur; épreuve écrite)
computertoets; de toets
- computertoets [znw.] zelfstandig naamwoord
- toets [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'épreuve (mémoire de licence; dissertation; essai; composition)
eindscriptie; de scriptie
- eindscriptie [znw.] zelfstandig naamwoord
- scriptie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'épreuve (rude épreuve)
de beproeving; ernstige toetsing
- beproeving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ernstige toetsing [znw.] zelfstandig naamwoord
l'épreuve (tirage d'essai)
de proefdruk
- proefdruk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'épreuve (page d'épreuve)
de drukproef
- drukproef [de ~] zelfstandig naamwoord
l'épreuve (expiation; pénitence)
de boetedoening; boetstraf
- boetedoening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- boetstraf [znw.] zelfstandig naamwoord
l'épreuve (exercise)
de opgave; leeroefening
- opgave [de ~] zelfstandig naamwoord
- leeroefening [znw.] zelfstandig naamwoord
l'épreuve (essai; dissertation; composition; travail; mémoire; ouvrage; devoir; rédaction; exposé; tâche; article; besogne; problème; question; conférence)
het werkstuk; de verhandeling
- werkstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
- verhandeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor épreuve:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beproeving	rude épreuve; épreuve	calvaire; châtiment; tourment
boetedoening	expiation; pénitence; épreuve
boetstraf	expiation; pénitence; épreuve
computertoets	épreuve; épreuve d'ordinateur; épreuve écrite
drukproef	page d'épreuve; épreuve
eindscriptie	composition; dissertation; essai; mémoire de licence; épreuve
ernstige toetsing	rude épreuve; épreuve
leeroefening	exercise; épreuve
opgave	exercise; épreuve	annonce; appel; avis; communication; dilemme; envoi; information; inscription; liste; mention; message; notice; nouvelle; problème; publication; question; renvoi; résignation; tâche; tâche scolaire
proefdruk	tirage d'essai; épreuve
scriptie	composition; dissertation; essai; mémoire de licence; épreuve	composition; dissertation; essai; mémoire; rédaction
toets	épreuve; épreuve d'ordinateur; épreuve écrite	composition; examen; interrogation écrite; test; touche; épreuve écrite
verhandeling	article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve	article; composition; conférence; essai; exposé
werkstuk	article; besogne; composition; conférence; devoir; dissertation; essai; exposé; mémoire; ouvrage; problème; question; rédaction; travail; tâche; épreuve

Synoniemen voor "épreuve":

adversité; malheur; accident; fatalité; obstacle; infortune; malchance; misère; détresse; contrariété; compétition; rivalité; concurrence; conflit; concours; challenge; dispute; jeu; match; coupe; partie; copie; double; reproduction; duplicata; transcription; calque; contretype; décalque; carbone; fac-similé; réplique; imitation; photocopie; course; parcours; critère; critérium; test; preuve; référence; signe; jauge; fondement; modèle; essai; tentative; expérience; vérification; expérimentation; commencement; apprentissage; ébauche; esquisse; examen; observation; exemplaire; bon; édifiant; parfait; typique; représentatif; échantillon; archétype; prototype; spécimen; pratique; habitude; étude; démonstration; recherche; contrôle; application; constatation; interrogation; demande; information; interpellation; question; questionnaire; maladie; affection; atteinte; indisposition; mal; malaise; traumatisme; trouble; dérangement; crise; attaque; infirmité; rechute; calamité; catastrophe; désastre; drame; peine; revers; chagrin; affliction; marathon; rencontre; combat; photographie; cliché; négatif; positif; instantané; image; tirage; photomaton; diapositive; portrait; probation; délai; tournoi; carrousel; assaut; défi; expertise; recensement; pointage; confirmation

Wiktionary: épreuve

épreuve

noun

Action d’éprouver, essai, expérience qu’on fait de quelque chose ou à quelqu’un. (Sens général)
- épreuve → proef
Malheurs, obstacles de la vie, dangers, etc.
- épreuve → beproeving
Feuille d’impression...; Premières feuilles...; Toute estampe tirée après...
- épreuve → afdruk

Cross Translation:

From	To	Via
• épreuve	→ voorgevoel	↔ feeling — intuition
• épreuve	→ kwelling	↔ ordeal — a painful or trying experience
• épreuve	→ test; proef	↔ test — challenge, trial
• épreuve	→ beproeving	↔ trial — difficult experience

Verwante vertalingen van preuve

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: preuve

Uitgebreide vertaling voor preuve (Frans) in het Nederlands

preuve:

preuve [la ~] zelfstandig naamwoord

la preuve (pièce à conviction)

la preuve (marque; signe; témoignage)

la preuve (pièces à conviction)

la preuve (pièces à conviction)

la preuve (argument sur lequel on peut prouver quelque chose 1; reçu; pièces à conviction; billet; certificat; confirmation)

la preuve

Vertaal Matrix voor preuve:

Synoniemen voor "preuve":

Wiktionary: preuve

épreuve:

épreuve [la ~] zelfstandig naamwoord

l'épreuve (épreuve d'ordinateur; épreuve écrite)

l'épreuve (mémoire de licence; dissertation; essai; composition)

l'épreuve (rude épreuve)

l'épreuve (tirage d'essai)

l'épreuve (page d'épreuve)

l'épreuve (expiation; pénitence)

l'épreuve (exercise)

l'épreuve (essai; dissertation; composition; travail; mémoire; ouvrage; devoir; rédaction; exposé; tâche; article; besogne; problème; question; conférence)

Vertaal Matrix voor épreuve:

Synoniemen voor "épreuve":

Wiktionary: épreuve

Verwante vertalingen van preuve