Ensemble: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

ensemble:
- gezamenlijk; samen; tezamen; met z'n beiden; bijeen; bij elkaar; in elkaar; ineen; saam; gemeenschappelijk; met zijn allen
- stel; koppel; groep van twee of meer; span; combinatie; samenstelling; kostuum; maatpak; pak; ensemble; ensemble kleding; herenkostuum; uniform; tenue
- complet
- set; benoemde set; artikelpakket
Wiktionary:
- ensemble → samen
- ensemble → verzameling
- ensemble → ensemble, verzameling, set, kostuum, samen, tezamen, onderling, met elkaar
Gebruikers suggesties voor ensemble:
- gezamelijk, met elkaar, samen met, tesamen

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

ensemble:
- ensemble; ensemble de vêtements; groupe de théâatre; troupe de théâtre; compagnie théâtrale; troupe théâtrale
Wiktionary:
- ensemble → ensemble

Frans

Uitgebreide vertaling voor ensemble (Frans) in het Nederlands

ensemble:

ensemble bijvoeglijk naamwoord

ensemble (à deux; en commun; tous les deux; commun; collectif; réuni)
gezamenlijk; samen; tezamen; met z'n beiden
- gezamenlijk bijvoeglijk naamwoord
- samen bijwoord
- tezamen bijwoord
- met z'n beiden bijvoeglijk naamwoord
ensemble (en commun; conjointement)
samen
- samen bijwoord
ensemble (réuni; en commun; commun)
samen; tezamen; bijeen; bij elkaar
- samen bijwoord
- tezamen bijwoord
- bijeen bijwoord
- bij elkaar bijvoeglijk naamwoord
ensemble (l'un dans l'autre; réuni)
in elkaar
- in elkaar bijvoeglijk naamwoord
ensemble (l'un dans l'autre; réuni)
ineen
- ineen bijwoord
ensemble (collectif; en commun)
saam
- saam bijwoord
ensemble (collectif; conjointement; conjoint; en commun; concerté; commun; réuni; de concert; en somme)
gezamenlijk; tezamen; gemeenschappelijk; met zijn allen
- gezamenlijk bijvoeglijk naamwoord
- tezamen bijwoord
- gemeenschappelijk bijvoeglijk naamwoord
- met zijn allen bijvoeglijk naamwoord

ensemble [le ~] zelfstandig naamwoord

l'ensemble (groupe paire; couple; paire)
het stel; de koppel; groep van twee of meer; de span
- stel [het ~] zelfstandig naamwoord
- koppel [de ~] zelfstandig naamwoord
- groep van twee of meer [znw.] zelfstandig naamwoord
- span [de ~] zelfstandig naamwoord
l'ensemble (combinaison)
de combinatie; de samenstelling
- combinatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- samenstelling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'ensemble (costume; costume sur mesure; tenue; costume trois-pièces; complet)
het kostuum; het maatpak; de pak
- kostuum [het ~] zelfstandig naamwoord
- maatpak [het ~] zelfstandig naamwoord
- pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'ensemble (ensemble de vêtements)
het ensemble; ensemble kleding
- ensemble [het ~] zelfstandig naamwoord
- ensemble kleding [znw.] zelfstandig naamwoord
l'ensemble (costume)
de pak; het herenkostuum
- pak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- herenkostuum [het ~] zelfstandig naamwoord
l'ensemble (uniforme; tenue militaire; costume; costume trois-pièces; tenue)
de uniform; de tenue
- uniform [de ~] zelfstandig naamwoord
- tenue [de ~] zelfstandig naamwoord

ensemble [la ~] zelfstandig naamwoord

l'ensemble (tailleur)
de complet
- complet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

ensemble

ensemble (jeu nommé)
de set; benoemde set
- set [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- benoemde set
ensemble
de set
- set [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
ensemble
artikelpakket
- artikelpakket

Vertaal Matrix voor ensemble:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
combinatie	combinaison; ensemble	agrégat; combinaison
complet	ensemble; tailleur
ensemble	ensemble; ensemble de vêtements	compagnie théâtrale; groupe de théâatre; troupe de théâtre; troupe théâtrale
ensemble kleding	ensemble; ensemble de vêtements
groep van twee of meer	couple; ensemble; groupe paire; paire
herenkostuum	costume; ensemble
koppel	couple; ensemble; groupe paire; paire	bande; brelan; brochette; couple; deux; paire
kostuum	complet; costume; costume sur mesure; costume trois-pièces; ensemble; tenue
maatpak	complet; costume; costume sur mesure; costume trois-pièces; ensemble; tenue
pak	complet; costume; costume sur mesure; costume trois-pièces; ensemble; tenue	balle; ballot; bourse; emballage; empaquetage; paquet; peloton
samenstelling	combinaison; ensemble	arrangement; assemblage; classement; composition; constitution; construction; fixation; installation; mise en ordre; mise en place; montage; ordre; pièces; placement; positionnement; structure; édification
set	ensemble; jeu nommé	manche; set
span	couple; ensemble; groupe paire; paire
stel	couple; ensemble; groupe paire; paire	accumulation; bande; brelan; brochette; collection; couple; cumul; deux; entassement; paire; pile
tenue	costume; costume trois-pièces; ensemble; tenue; tenue militaire; uniforme	costume; habillement; habit; habits; tenue; toilette; vêtements; équipement
uniform	costume; costume trois-pièces; ensemble; tenue; tenue militaire; uniforme
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gemeenschappelijk	collectif; commun; concerté; conjoint; conjointement; de concert; en commun; en somme; ensemble; réuni	collectif; commun; général
gezamenlijk	collectif; commun; concerté; conjoint; conjointement; de concert; en commun; en somme; ensemble; réuni; tous les deux; à deux
uniform		plat; uniforme; uniformément; égal
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bijeen	commun; en commun; ensemble; réuni
ineen	ensemble; l'un dans l'autre; réuni
saam	collectif; en commun; ensemble
samen	collectif; commun; conjointement; en commun; ensemble; réuni; tous les deux; à deux
tezamen	collectif; commun; concerté; conjoint; conjointement; de concert; en commun; en somme; ensemble; réuni; tous les deux; à deux
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
artikelpakket	ensemble
benoemde set	ensemble; jeu nommé
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bij elkaar	commun; en commun; ensemble; réuni
in elkaar	ensemble; l'un dans l'autre; réuni
met z'n beiden	collectif; commun; en commun; ensemble; réuni; tous les deux; à deux
met zijn allen	collectif; commun; concerté; conjoint; conjointement; de concert; en commun; en somme; ensemble; réuni

Synoniemen voor "ensemble":

assortiment; assemblage; association; jeu; série; lot; choix; bagad; orchestre folklorique; choeur; chorale; chorus; orphéon; collection; recueil; rassemblement; amas; tas; accumulation; réunion; foule; groupement; quantité; collectivement; collectivité; collège; communauté; société; phalanstère; colonie; comptoir; conjointement; concurremment; simultanément; continuum; tout; corpus; cohérence; composition; unité; globalité; entièreté; intégralité; totalité; part; sort; orchestre; formation; groupe; trio; quatuor; quintette; sextuor; fanfare; harmonie; quartette; somme; généralité; intégrité; total; complet; entier; plein; intégral

Wiktionary: ensemble

ensemble

adverb

met iemand
- samen → ensemble

noun

wiskundige verzameling
- verzameling → ensemble

Cross Translation:

From	To	Via
• ensemble	→ ensemble	↔ ensemble — a group of separate things that contribute to a coordinated whole
• ensemble	→ ensemble	↔ ensemble — a group of musicians, dancers etc who perform together; the chorus of a ballet company
• ensemble	→ verzameling; set	↔ set — matching collection of similar things, such as a set of tables
• ensemble	→ verzameling; set	↔ set — set theory: collection of objects
• ensemble	→ kostuum	↔ suit — suit of clothes
• ensemble	→ samen; tezamen	↔ together — at the same time, in the same place
• ensemble	→ samen; onderling; met elkaar	↔ zusammen — gemeinschaftlich

Verwante vertalingen van ensemble

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ensemble (Nederlands) in het Frans

ensemble:

ensemble [het ~] zelfstandig naamwoord

het ensemble (ensemble kleding)
l'ensemble; l'ensemble de vêtements
- ensemble [le ~] zelfstandig naamwoord
- ensemble de vêtements [le ~] zelfstandig naamwoord
het ensemble (toneelgezelschap; theaterensemble; groep; gezelschap; theatergroep)
le groupe de théâatre; la troupe de théâtre; la compagnie théâtrale; la troupe théâtrale
- groupe de théâatre [le ~] zelfstandig naamwoord
- troupe de théâtre [la ~] zelfstandig naamwoord
- compagnie théâtrale [la ~] zelfstandig naamwoord
- troupe théâtrale [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ensemble:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
compagnie théâtrale	ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap
ensemble	ensemble; ensemble kleding	combinatie; complet; groep van twee of meer; herenkostuum; koppel; kostuum; maatpak; pak; samenstelling; span; stel; tenue; uniform
ensemble de vêtements	ensemble; ensemble kleding
groupe de théâatre	ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap
troupe de théâtre	ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap
troupe théâtrale	ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ensemble		artikelpakket; benoemde set; set
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ensemble		bij elkaar; bijeen; gemeenschappelijk; gezamenlijk; in elkaar; ineen; met z'n beiden; met zijn allen; saam; samen; tezamen

Verwante woorden van "ensemble":

ensembles

Wiktionary: ensemble

Cross Translation:

From	To	Via
• ensemble	→ ensemble	↔ ensemble — a group of separate things that contribute to a coordinated whole
• ensemble	→ ensemble	↔ ensemble — a group of musicians, dancers etc who perform together; the chorus of a ballet company

Verwante vertalingen van ensemble

ensemble kleding

Remove Ads

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: ensemble

Uitgebreide vertaling voor ensemble (Frans) in het Nederlands

ensemble:

ensemble bijvoeglijk naamwoord

ensemble (à deux; en commun; tous les deux; commun; collectif; réuni)

ensemble (en commun; conjointement)

ensemble (réuni; en commun; commun)

ensemble (l'un dans l'autre; réuni)

ensemble (l'un dans l'autre; réuni)

ensemble (collectif; en commun)

ensemble (collectif; conjointement; conjoint; en commun; concerté; commun; réuni; de concert; en somme)

ensemble [le ~] zelfstandig naamwoord

l'ensemble (groupe paire; couple; paire)

l'ensemble (combinaison)

l'ensemble (costume; costume sur mesure; tenue; costume trois-pièces; complet)

l'ensemble (ensemble de vêtements)

l'ensemble (costume)

l'ensemble (uniforme; tenue militaire; costume; costume trois-pièces; tenue)

ensemble [la ~] zelfstandig naamwoord

l'ensemble (tailleur)

ensemble

ensemble (jeu nommé)

ensemble

ensemble

Vertaal Matrix voor ensemble:

Synoniemen voor "ensemble":

Wiktionary: ensemble

Verwante vertalingen van ensemble

Uitgebreide vertaling voor ensemble (Nederlands) in het Frans

ensemble:

ensemble [het ~] zelfstandig naamwoord

het ensemble (ensemble kleding)

het ensemble (toneelgezelschap; theaterensemble; groep; gezelschap; theatergroep)

Vertaal Matrix voor ensemble:

Verwante woorden van "ensemble":

Wiktionary: ensemble

Verwante vertalingen van ensemble