Démission: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

démission:
- uitstoot; ontslaan van werknemers; ontslag; uittreding; vertrekken; weggaan; terugtreding; aftreden; aftreding; onttrekken; onttrekking
Wiktionary:
- démission → afstand, ontslagname, ontslagneming, troonsafstand
- démission → aftreding

Frans

Uitgebreide vertaling voor démission (Frans) in het Nederlands

la démission (congé)
de uitstoot; ontslaan van werknemers; het ontslag
- uitstoot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- ontslaan van werknemers [znw.] zelfstandig naamwoord
- ontslag [het ~] zelfstandig naamwoord
la démission (désaffiliation)
de uittreding
- uittreding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la démission (départ)
het vertrekken; weggaan
- vertrekken [het ~] zelfstandig naamwoord
- weggaan [znw.] zelfstandig naamwoord
la démission
de terugtreding
- terugtreding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la démission
aftreden
- aftreden [znw.] zelfstandig naamwoord
la démission
de aftreding
- aftreding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la démission (retraite; fait de retirer)
onttrekken; de onttrekking
- onttrekken [znw.] zelfstandig naamwoord
- onttrekking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aftreden	démission
aftreding	démission
ontslaan van werknemers	congé; démission
ontslag	congé; démission	licenciement
onttrekken	démission; fait de retirer; retraite
onttrekking	démission; fait de retirer; retraite
terugtreding	démission
uitstoot	congé; démission	excommunication; expulsion; émission
uittreding	démission; désaffiliation
vertrekken	démission; départ	chambre; chambres; départ; fait de s'en aller; pièce
weggaan	démission; départ
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aftreden		abdiquer; démissionner; partir; quitter; s'en aller; se dérober; se retirer
onttrekken		arracher; commander; extorquer; forcer; soutirer
vertrekken		abandonner; abdiquer; dissoudre; décomposer; défaire; délier; démissionner; détacher; partir; quitter; s'en aller; s'envoler; se désaffilier; se retirer; sortir; subdiviser
weggaan		abandonner; dissoudre; décomposer; défaire; délier; détacher; partir; quitter; s'en aller; s'envoler; subdiviser

démission

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• démission	→ aftreding	↔ resignation — act of resigning