Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: remplacer

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: remplacer

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. remplacer:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor remplacer (Frans) in het Nederlands

remplacer:

remplacer werkwoord (remplace, remplaces, remplaçons, remplacez, )

  1. remplacer
    vervangen; invallen voor iemand; invallen
  2. remplacer
    remplaceren
    • remplaceren werkwoord (remplaceer, remplaceert, remplaceerde, remplaceerden, geremplaceerd)
  3. remplacer
    overschrijven
    • overschrijven werkwoord (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
  4. remplacer
    vervangen
    • vervangen werkwoord (vervang, vervangt, verving, vervingen, vervangen)
  5. remplacer
    negeren
    • negeren werkwoord (negeer, negeert, negeerde, negeerden, genegeerd)
  6. remplacer (renouveler; replacer; changer; )
    vervangen; remplaceren; vernieuwen; verwisselen; aflossen
    • vervangen werkwoord (vervang, vervangt, verving, vervingen, vervangen)
    • remplaceren werkwoord (remplaceer, remplaceert, remplaceerde, remplaceerden, geremplaceerd)
    • vernieuwen werkwoord (vernieuw, vernieuwt, vernieuwde, vernieuwden, vernieuwd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • aflossen werkwoord (los af, lost af, loste af, losten af, afgelost)
  7. remplacer (donner suite à; être enfoncer; être renforcé; )
    inspringen
    • inspringen werkwoord (spring in, springt in, sprong in, sprongen in, ingesprongen)

Conjugations for remplacer:

Présent
  1. remplace
  2. remplaces
  3. remplace
  4. remplaçons
  5. remplacez
  6. remplacent
imparfait
  1. remplaçais
  2. remplaçais
  3. remplaçait
  4. remplacions
  5. remplaciez
  6. remplaçaient
passé simple
  1. remplaçai
  2. remplaças
  3. remplaça
  4. remplaçâmes
  5. remplaçâtes
  6. remplacèrent
futur simple
  1. remplacerai
  2. remplaceras
  3. remplacera
  4. remplacerons
  5. remplacerez
  6. remplaceront
subjonctif présent
  1. que je remplace
  2. que tu remplaces
  3. qu'il remplace
  4. que nous remplacions
  5. que vous remplaciez
  6. qu'ils remplacent
conditionnel présent
  1. remplacerais
  2. remplacerais
  3. remplacerait
  4. remplacerions
  5. remplaceriez
  6. remplaceraient
passé composé
  1. ai remplacé
  2. as remplacé
  3. a remplacé
  4. avons remplacé
  5. avez remplacé
  6. ont remplacé
divers
  1. remplace!
  2. remplacez!
  3. remplaçons!
  5. remplacé
  6. remplaçant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor remplacer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aflossen acquittement; payement; remboursement
invallen invasions
overschrijven copiage; fait de tricher
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aflossen changer; innover; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; replacer; rénover; se substituer à acquitter; amortir; rembourser; régler
inspringen donner suite; donner suite à; remplacer; rentrer dans; sauter dans; suppléer; être enfoncer; être renforcé ajouter un retrait; mettre en retrait
invallen remplacer entrer dans; envahir; faire entrer; faire irruption dans; faire une invasion; pénétrer dans; s'effondrer; s'enfoncer; s'infiltrer; s'introduire; s'écrouler; tomber en ruine
invallen voor iemand remplacer
negeren remplacer ignorer; négliger
overschrijven remplacer copier; envoyer; expédier; refrapper; substituer; transcrire; transférer de l'argent; verser; virer; écraser
remplaceren changer; innover; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; replacer; rénover; se substituer à
vernieuwen changer; innover; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; replacer; rénover; se substituer à actualiser; changer; remettre en état; renouveler; rénover; réparer; rétablir; se substituer à
vervangen changer; innover; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; replacer; rénover; se substituer à
verwisselen changer; innover; remettre; remettre en place; remplacer; renouveler; replacer; rénover; se substituer à alterner; altérer; annuler; changer; changer de place; confondre; convertir; embarrasser; emmêler; faire un échange; modifier; permuter; renvoyer; substituer; tourner en sens contraire; transformer; troquer; troquer contre; varier; échanger; échanger contre

Synoniemen voor "remplacer":


Wiktionary: remplacer

remplacer remplacer
Cross Translation:
FromToVia
• remplacer → vervangen; verwisselen ↔ change — to replace
• remplacer → vervangen ↔ replace — to substitute
• remplacer → vervangen ↔ stand in for — replace
• remplacer → vervangen; substitueren ↔ substitute — to use in place of something else, with the same function
• remplacer → vervangen ↔ ersetzen — (transitiv) etwas entfernen und an dieselbe Stelle etwas anderes setzen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van remplacer







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1001 seconde
Page rendered in 1.0 seconds