Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: protéger

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: protéger

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. protéger:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor protéger (Frans) in het Nederlands

protéger:

protéger werkwoord (protège, protèges, protégeons, protégez, )

  1. protéger (couvrir; sauvegarder; abriter; )
    afschermen; afdekken; beschermen; afschutten; beschutten
    • afschermen werkwoord (scherm af, schermt af, schermde af, schermden af, afgeschermd)
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • afschutten werkwoord (schut af, schutte af, schutten af, afgeschut)
    • beschutten werkwoord (beschut, beschutte, beschutten, beschut)
  2. protéger (défendre; sauvegarder; préserver)
    beschermen; beschutten; in bescherming nemen; verdedigen
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • beschutten werkwoord (beschut, beschutte, beschutten, beschut)
    • in bescherming nemen werkwoord (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • verdedigen werkwoord (verdedig, verdedigt, verdedigde, verdedigden, verdedigd)
  3. protéger (maintenir; garder; sauvegarder; )
    beschermen; behouden; in bescherming nemen; behoeden
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
    • behouden werkwoord (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • in bescherming nemen werkwoord (neem in bescherming, neemt in bescherming, nam in bescherming, namen in bescherming, in bescherming genomen)
    • behoeden werkwoord (behoed, behoedt, behoedde, behoedden, behoed)
  4. protéger (patronner)
    beschermen
    • beschermen werkwoord (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)
  5. protéger (équiper d'un dispositif d'alarme; sauvegarder; abriter; )
    beveiligen; van alarm voorzien
  6. protéger (sauvegarder; cacher; préserver; )
    beschermen; beschutten; bescherming bieden
  7. protéger (garantir; préserver)
    vrijwaren
    • vrijwaren werkwoord (vrijwaar, vrijwaart, vrijwaarde, vrijwaarden, gevrijwaard)
  8. protéger (guarder)
    waken; waken over
    • waken werkwoord (waak, waakt, waakte, waakten, gewaakt)
    • waken over werkwoord
  9. protéger
    protegeren
    • protegeren werkwoord (protegeer, protegeert, protegeerde, protegeerden, geprotegeerd)
  10. protéger
    beveiligen
    • beveiligen werkwoord (beveilig, beveiligt, beveiligde, beveiligden, beveiligd)
  11. protéger (s'abriter; se cacher; se mettre à l'abri)
    bescherming zoeken
    • bescherming zoeken werkwoord (zoek bescherming, zoekt bescherming, zocht bescherming, zochten bescherming, bescherming gezocht)

Conjugations for protéger:

Présent
  1. protège
  2. protèges
  3. protège
  4. protégeons
  5. protégez
  6. protègent
imparfait
  1. protégeais
  2. protégeais
  3. protégeait
  4. protégions
  5. protégiez
  6. protégeaient
passé simple
  1. protégeai
  2. protégeas
  3. protégea
  4. protégeâmes
  5. protégeâtes
  6. protégèrent
futur simple
  1. protégerai
  2. protégeras
  3. protégera
  4. protégerons
  5. protégerez
  6. protégeront
subjonctif présent
  1. que je protège
  2. que tu protèges
  3. qu'il protège
  4. que nous protégions
  5. que vous protégiez
  6. qu'ils protègent
conditionnel présent
  1. protégerais
  2. protégerais
  3. protégerait
  4. protégerions
  5. protégeriez
  6. protégeraient
passé composé
  1. ai protégé
  2. as protégé
  3. a protégé
  4. avons protégé
  5. avez protégé
  6. ont protégé
divers
  1. protège!
  2. protégez!
  3. protégeons!
  5. protégé
  6. protégeant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor protéger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken blindage; protection; sauvegarde
afschermen blindage; protection; sauvegarde
afschutten pose d'une clôture
beschermen blindage; protection; sauvegarde
verdedigen défense; résistance
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken abriter; borner; clôturer; couvrir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder blinder; couvrir; cuirasser; desservir; débarrasser; débarrasser la table; nettoyer
afschermen abriter; borner; clôturer; couvrir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder fermer au verrou; verrouiller
afschutten abriter; borner; clôturer; couvrir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder clôturer; enclore; palissader
behoeden abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose conserver; préserver
behouden abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose affecter; avoir soin de; conserver; entretenir; garder; maintenir; maintenir en état; prendre soin de; préserver; réserver; se charger de; veiller à quelque chose
beschermen abriter; assurer la surveillance; borner; cacher; clôturer; conserver; couvrir; défendre; garder; maintenir; mettre en sûreté; mettre à l'abri de; patronner; protéger; préserver; recéler; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose conserver; installer un système d'alarme; munir d'une installation d'alarme; préserver
bescherming bieden abriter; cacher; mettre en sûreté; protéger; préserver; recéler; sauvegarder
bescherming zoeken protéger; s'abriter; se cacher; se mettre à l'abri
beschutten abriter; borner; cacher; clôturer; couvrir; défendre; mettre en sûreté; mettre à l'abri de; protéger; préserver; recéler; sauvegarder
beveiligen abriter; cacher; dissimuler; garder; mettre en sûreté; protéger; préserver; receler; sauvegarder; équiper d'un dispositif d'alarme installer un système d'alarme; munir d'une installation d'alarme
in bescherming nemen abriter; assurer la surveillance; conserver; défendre; garder; maintenir; mettre à l'abri de; protéger; préserver; sauvegarder; surveiller; veiller; veiller sur quelqu'un; veiller sur quelque chose
protegeren protéger
van alarm voorzien abriter; cacher; dissimuler; garder; mettre en sûreté; protéger; préserver; receler; sauvegarder; équiper d'un dispositif d'alarme
verdedigen défendre; protéger; préserver; sauvegarder défendre; parer; rejeter; repousser; résister; résister à; se débattre; se défendre; écarter
vrijwaren garantir; protéger; préserver
waken guarder; protéger rester éveillé; veiller
waken over guarder; protéger

Synoniemen voor "protéger":


Wiktionary: protéger

protéger protéger
verb
  1. er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerd gebeurt
  2. beschermen, met name tegen weer en wind
  3. (overgankelijk) beschermen, voorthelpen
Cross Translation:
FromToVia
• protéger → bewaren; behoeden; passen; op; hoeden ↔ gaumen — (transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen
• protéger → beschermen ↔ schützen — verteidigen; vor negativen Veränderungen bewahren
• protéger → beschermen; beveiligen ↔ protect — to keep safe
• protéger → afschermen; beschermen; verdedigen ↔ shield — to protect, to defend

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van protéger







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0640 seconde
Page rendered in 1.0 seconds