Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: fête

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: fête

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fête:
  2. fêter:
  3. fêté:
  4. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor fête (Frans) in het Nederlands

fête:

fête [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la fête (partie; soirée)
    het feest; de party; de partij; het festijn; het partijtje
    • feest [het ~] zelfstandig naamwoord
    • party [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • partij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • festijn [het ~] zelfstandig naamwoord
    • partijtje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la fête (réjouissance)
    de party; de viering; de feestje
    • party [de ~] zelfstandig naamwoord
    • viering [de ~] zelfstandig naamwoord
    • feestje [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. la fête (festival)
    het festival; het feest
    • festival [het ~] zelfstandig naamwoord
    • feest [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. la fête (festivité; célébration; cérémonie; )
    de ceremonie; de feestelijkheid; het feest; de viering; de festiviteit
  5. la fête (célébration d'une fête; festivité)
    de feestviering
  6. la fête (jour commémoratif; jour de commémoration; anniversaire; commémoration)
    de gedenkdag; de herdenkingsdag
  7. la fête (réjouissance; festivité)
    vreugdefeest

Vertaal Matrix voor fête:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ceremonie boum; célébration; cérémonie; festivité; fête; party; soirée apparat; cortège; célébration; cérémonie; formalité; procession; protocole; rite; solennité
feest boum; célébration; cérémonie; festival; festivité; fête; partie; party; soirée
feestelijkheid boum; célébration; cérémonie; festivité; fête; party; soirée ambiance de fête; festivité
feestje fête; réjouissance
feestviering célébration d'une fête; festivité; fête
festijn fête; partie; soirée
festival festival; fête
festiviteit boum; célébration; cérémonie; festivité; fête; party; soirée
gedenkdag anniversaire; commémoration; fête; jour commémoratif; jour de commémoration
herdenkingsdag anniversaire; commémoration; fête; jour commémoratif; jour de commémoration
partij fête; partie; soirée cercle; compétition; concours; course; faction; gang; groupe; jeu; lot; match; match de football; parti politique; partie; quantité; rencontre; sphère; équipe
partijtje fête; partie; soirée jeu; match; partie
party fête; partie; réjouissance; soirée
viering boum; célébration; cérémonie; festivité; fête; party; réjouissance; soirée
vreugdefeest festivité; fête; réjouissance
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
partij lot

Synoniemen voor "fête":


Wiktionary: fête

fête
noun
  1. een vermakelijke en vreugdevolle sociale gelegenheid
  2. vrolijk besloten feest
Cross Translation:
FromToVia
• fête → verjaardag ↔ birthday — anniversary
• fête → festiviteit; fuif; feest; viering ↔ celebration — social gathering for entertainment and fun
• fête → feestdag ↔ holiday — day on which a festival, etc, is traditionally observed
• fête → banket; feestmaal ↔ junket — feast or banquet
• fête → naamdag ↔ name day — feast day of a saint
• fête → feest; party; viering ↔ party — social gathering
• fête → feestdag ↔ Feiertag — Ein vom Alltag besonders abgesetzter Tag, der dem Gedenken an eine Ereignis, eine Person oder einen besonderen Umstand gewidmet ist

fêter:

fêter werkwoord (fête, fêtes, fêtons, fêtez, )

  1. fêter (célébrer; faire la fête; festoyer)
    vieren; feesten; celebreren; feestvieren
    • vieren werkwoord (vier, viert, vierde, vierden, gevierd)
    • feesten werkwoord (feest, feestte, feestten, gefeest)
    • celebreren werkwoord (celebreer, celebreert, celebreerde, celebreerden, gecelebreerd)
    • feestvieren werkwoord (vier feest, viert feest, vierde feest, vierden feest, feestgevierd)
  2. fêter (laisser célébrer)
    vieren; laten vieren
    • vieren werkwoord (vier, viert, vierde, vierden, gevierd)
    • laten vieren werkwoord (laat vieren, liet vieren, lieten vieren, laten vieren)
  3. fêter (régaler; offrir une tournée; offrir; inviter; faire la fête)
    trakteren; fuiven
    • trakteren werkwoord (trakteer, trakteert, trakteerde, trakteerden, getrakteerd)
    • fuiven werkwoord (fuif, fuift, fuifde, fuifden, gefuifd)
  4. fêter (accueillir; offrir des friandises)
    fuiven; feestelijk onthalen; fêteren

Conjugations for fêter:

Présent
  1. fête
  2. fêtes
  3. fête
  4. fêtons
  5. fêtez
  6. fêtent
imparfait
  1. fêtais
  2. fêtais
  3. fêtait
  4. fêtions
  5. fêtiez
  6. fêtaient
passé simple
  1. fêtai
  2. fêtas
  3. fêta
  4. fêtâmes
  5. fêtâtes
  6. fêtèrent
futur simple
  1. fêterai
  2. fêteras
  3. fêtera
  4. fêterons
  5. fêterez
  6. fêteront
subjonctif présent
  1. que je fête
  2. que tu fêtes
  3. qu'il fête
  4. que nous fêtions
  5. que vous fêtiez
  6. qu'ils fêtent
conditionnel présent
  1. fêterais
  2. fêterais
  3. fêterait
  4. fêterions
  5. fêteriez
  6. fêteraient
passé composé
  1. ai fêté
  2. as fêté
  3. a fêté
  4. avons fêté
  5. avez fêté
  6. ont fêté
divers
  1. fête!
  2. fêtez!
  3. fêtons!
  5. fêté
  6. fêtant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor fêter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
feesten festivités; fêtes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
celebreren célébrer; faire la fête; festoyer; fêter
feestelijk onthalen accueillir; fêter; offrir des friandises
feesten célébrer; faire la fête; festoyer; fêter
feestvieren célébrer; faire la fête; festoyer; fêter
fuiven accueillir; faire la fête; fêter; inviter; offrir; offrir des friandises; offrir une tournée; régaler
fêteren accueillir; fêter; offrir des friandises
laten vieren fêter; laisser célébrer
trakteren faire la fête; fêter; inviter; offrir; offrir une tournée; régaler offrir des friandises; payer un repas à; payer un verre à; régaler
vieren célébrer; faire la fête; festoyer; fêter; laisser célébrer

Synoniemen voor "fêter":


Wiktionary: fêter

fêter
Cross Translation:
FromToVia
• fêter → vieren ↔ celebrate — honour by rites, ceremonies, etc.
• fêter → feesten; vieren ↔ party — to celebrate at a party

fêté:

fêté bijvoeglijk naamwoord

  1. fêté (couvert de lauriers; vanté; estimé; loué; célébré)
    gelauwerd

Vertaal Matrix voor fêté:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelauwerd couvert de lauriers; célébré; estimé; fêté; loué; vanté

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van fête







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0653 seconde
Page rendered in 1.0 seconds