Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
aider:
- helpen; assisteren; ondersteunen; seconderen; bijstaan; bijspringen; weldoen; meehelpen; meewerken; coöpereren; goeddoen; liefdadigheids werk doen; bijdragen; vooruithelpen; verderhelpen; troosten; bemoedigen; vertroosten; opbeuren; behulpzaam zijn; gedienstig zijn; iemand vervangen; verder helpen; handreiken
- aider à:
-
Wiktionary:
- aider → helpen, baten, bijstaan, ter zijde staan, assisteren, meehelpen
- aider → bijstaan, helpen, assisteren
Frans
Uitgebreide vertaling voor aider (Frans) in het Nederlands
aider:
aider werkwoord (aide, aides, aidons, aidez, aident, aidais, aidait, aidions, aidiez, aidaient, aidai, aidas, aida, aidâmes, aidâtes, aidèrent, aiderai, aideras, aidera, aiderons, aiderez, aideront)
-
aider (assister; prêter son aide; tendre la main; seconder; rendre service; secourir; être au service de; venir en aide de; servir; dépanner; être utile à; être serviable; soigner; montrer de l'obligeance)
-
aider (secourir; seconder)
-
aider (collaborer; coopérer; contribuer à; soutenir; appuyer)
-
aider (faire la charité; faire du bien; secourir; rendre service; tendre la main; venir en aide de)
helpen; weldoen; goeddoen; liefdadigheids werk doen-
goeddoen werkwoord
-
liefdadigheids werk doen werkwoord
-
aider (contribuer)
-
aider (pousser; pistonner)
vooruithelpen; verderhelpen-
vooruithelpen werkwoord (help vooruit, helpt vooruit, hielp vooruit, hielpen vooruit, vooruitgeholpen)
-
-
aider (consoler; appuyer; soutenir; soulager; réconforter; remonter le moral; apaiser; collaborer)
-
aider (être serviable; assister; seconder; donner un coup de main; être complaisant)
behulpzaam zijn; gedienstig zijn-
behulpzaam zijn werkwoord (ben behulpzaam, bent behulpzaam, is behulpzaam, was behulpzaam, waren behulpzaam, behulpzaam geweest)
-
gedienstig zijn werkwoord (ben gedienstig, bent gedienstig, is gedienstig, was gedienstig, waren gedienstig, gedienstig geweest)
-
-
aider (remplacer qqn; dépanner; secourir; rendre service; tendre la main; venir en aide de)
-
aider
verder helpen-
verder helpen werkwoord
-
-
aider (assister; venir en aide de)
Conjugations for aider:
Présent
- aide
- aides
- aide
- aidons
- aidez
- aident
imparfait
- aidais
- aidais
- aidait
- aidions
- aidiez
- aidaient
passé simple
- aidai
- aidas
- aida
- aidâmes
- aidâtes
- aidèrent
futur simple
- aiderai
- aideras
- aidera
- aiderons
- aiderez
- aideront
subjonctif présent
- que j'aide
- que tu aides
- qu'il aide
- que nous aidions
- que vous aidiez
- qu'ils aident
conditionnel présent
- aiderais
- aiderais
- aiderait
- aiderions
- aideriez
- aideraient
passé composé
- ai aidé
- as aidé
- a aidé
- avons aidé
- avez aidé
- ont aidé
divers
- aide!
- aidez!
- aidons!
- aidé
- aidant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor aider:
Synoniemen voor "aider":
Wiktionary: aider
aider
Cross Translation:
verb
aider
-
faciliter l’accomplissement d’une action.
- aider → helpen; baten; bijstaan; ter zijde staan; assisteren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aider | → bijstaan; helpen | ↔ aid — to support |
• aider | → assisteren; bijstaan | ↔ assist — help |
• aider | → helpen | ↔ help — transitive: provide assistance to (someone or something) |
• aider | → helpen | ↔ helfen — (mit Dativ) jemandem das Tun einer Sache durch Übernehmen bestimmter Teile ermöglichen oder erleichtern |
aider à:
-
aider à (aider à surmonter; assister)
doorhelpen-
doorhelpen werkwoord
-
Vertaal Matrix voor aider à:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
doorhelpen | aider à; aider à surmonter; assister |
Computer vertaling door derden: