Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: survivre

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: survivre

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

survivre:
- overleven; in leven blijven; overblijven; alleen blijven
Wiktionary:
- survivre → overleven
- survivre → bijeenscharrelen, bijeenscharten, overleven

Frans

Uitgebreide vertaling voor survivre (Frans) in het Nederlands

survivre:

survivre werkwoord (survis, survit, survivons, survivez, survivent, survivais, survivait, survivions, surviviez, survivaient, survécus, survécut, survécûmes, survécûtes, survécurent, survivrai, survivras, survivra, survivrons, survivrez, survivront)

survivre
overleven; in leven blijven
- overleven werkwoord (overleef, overleeft, overleefde, overleefden, overleefd)
- in leven blijven werkwoord (blijf in leven, blijft in leven, bleef in leven, bleven in leven, in leven gebleven)
survivre (rester seul; rester; faire la journée continue)
overblijven; alleen blijven
- overblijven werkwoord (blijf over, blijft over, bleef over, bleven over, overgebleven)
- alleen blijven werkwoord

Conjugations for survivre:

Présent

survis
survis
survit
survivons
survivez
survivent

imparfait

survivais
survivais
survivait
survivions
surviviez
survivaient

passé simple

survécus
survécus
survécut
survécûmes
survécûtes
survécurent

futur simple

survivrai
survivras
survivra
survivrons
survivrez
survivront

subjonctif présent

que je survive
que tu survives
qu'il survive
que nous survivions
que vous surviviez
qu'ils survivent

conditionnel présent

survivrais
survivrais
survivrait
survivrions
survivriez
survivraient

passé composé

ai survécu
as survécu
a survécu
avons survécu
avez survécu
ont survécu

divers

survis!
survivez!
survivons!
survécu
survivant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor survivre:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
overleven		survie
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
alleen blijven	faire la journée continue; rester; rester seul; survivre
in leven blijven	survivre
overblijven	faire la journée continue; rester; rester seul; survivre
overleven	survivre

Synoniemen voor "survivre":

subsister; durer; rester; surnager; persister; demeurer; vivoter; tenir

Wiktionary: survivre

survivre

verb

Ne pas mourir lors d’un évènement qui aurait pu être mortel.
- survivre → overleven

survivre

verb

in leven blijven ondanks levensbedreigende omstandigheden of gebeurtenissen
- overleven → survivre

Cross Translation:

From	To	Via
• survivre	→ bijeenscharrelen; bijeenscharten	↔ eke out — obtain with difficulty
• survivre	→ overleven	↔ survive — person: continue to live