Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- sur:
-
sûr:
- zeker; beslist; ongetwijfeld; vast en zeker; geheid; veilig; welzeker; waarachtig; voorzeker; heus; gewis; waarlijk; stellig; vast; feitelijk; reëel; bekend; vertrouwd; onvoorwaardelijk; absoluut; pertinent; vaststaand; volstrekt; ten enenmale; mondig; voor zichzelf opkomend; krachtig; doortastend; kordaat; ferm; krachtdadig
-
Wiktionary:
- sur → op, aan, bij, ten huize van, over, zuur, accoord, eens, akkoord
- sur → op
- sûr → safe, veilig, zeker, goedaardig, ongevaarlijk, behouden, geborgen, betrouwbaar, vertrouwd, bona fide, gewis, stellig, vast, vaststaand, verzekerd, wis
- sûr → betrouwbaar, zeker, veilig, ongevaarlijk, degelijk
Frans
Uitgebreide vertaling voor sur (Frans) in het Nederlands
sur:
-
sur (à; par; via; près de; autour de; en passant par; pour; dans les environs de; aux environs de; d'après)
Vertaal Matrix voor sur:
Synoniemen voor "sur":
Wiktionary: sur
sur
sur
Cross Translation:
-
-
- sur → op; aan; bij; ten huize van
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sur | → over | ↔ about — concerning |
• sur | → op | ↔ on — positioned at the upper surface of |
• sur | → over | ↔ on — covering |
• sur | → over | ↔ on — dealing with the subject of |
• sur | → bij; aan | ↔ on — touching; hanging from |
• sur | → over | ↔ over — above |
• sur | → zuur | ↔ sour — having an acidic, sharp or tangy taste |
• sur | → op | ↔ upon — being above and in contact with another |
• sur | → accoord; eens; akkoord | ↔ einig — einer, derselben, der gleichen Meinung, übereinstimmend, einvernehmlich |
sûr:
-
sûr (certainement; sans doute; assurément; véritablement; vraiment; certes; véridiquement; mais si!)
zeker; beslist; ongetwijfeld; vast en zeker; geheid-
zeker bijvoeglijk naamwoord
-
beslist bijvoeglijk naamwoord
-
ongetwijfeld bijwoord
-
vast en zeker bijvoeglijk naamwoord
-
geheid bijvoeglijk naamwoord
-
-
sûr (en sûreté)
-
sûr (certainement; certain; véritablement; assuré; assurément; véridique; sans doute; certes; vraiment; positif; véridiquement; mais si!)
ongetwijfeld; zeker; vast en zeker; welzeker; waarachtig; beslist; voorzeker; heus; gewis; geheid; waarlijk-
ongetwijfeld bijwoord
-
zeker bijvoeglijk naamwoord
-
vast en zeker bijvoeglijk naamwoord
-
welzeker bijwoord
-
waarachtig bijvoeglijk naamwoord
-
beslist bijvoeglijk naamwoord
-
voorzeker bijwoord
-
heus bijvoeglijk naamwoord
-
gewis bijvoeglijk naamwoord
-
geheid bijvoeglijk naamwoord
-
waarlijk bijwoord
-
-
sûr (vraiment; véritablement; entier; certain; juste; véridiquement; complet; certes; certainement; véridique; mais si!; sans doute; positif; parfait)
vast en zeker; zeker; waarachtig; stellig; waarlijk; vast; feitelijk; beslist; reëel; heus; welzeker; voorzeker; gewis; geheid-
vast en zeker bijvoeglijk naamwoord
-
zeker bijvoeglijk naamwoord
-
waarachtig bijvoeglijk naamwoord
-
stellig bijvoeglijk naamwoord
-
waarlijk bijwoord
-
vast bijvoeglijk naamwoord
-
feitelijk bijvoeglijk naamwoord
-
beslist bijvoeglijk naamwoord
-
reëel bijvoeglijk naamwoord
-
heus bijvoeglijk naamwoord
-
welzeker bijwoord
-
voorzeker bijwoord
-
gewis bijvoeglijk naamwoord
-
geheid bijvoeglijk naamwoord
-
-
sûr (familier; connu)
-
sûr (inconditionnel; absolument; inconditionnellement; absolu; certainement; pertinent; incontestable; incontestablement; certain; catégorique; sans réserve; indubitable; ferme; final; sans doute; formel; formellement; catégoriquement; sans conditions; complètement; décidé; indéniable; assurément; pertinemment; sans aucun doute; positivement; d'une façon décidée)
onvoorwaardelijk; absoluut; zeker; pertinent; vaststaand; volstrekt; vast en zeker; ten enenmale-
onvoorwaardelijk bijvoeglijk naamwoord
-
absoluut bijvoeglijk naamwoord
-
zeker bijvoeglijk naamwoord
-
pertinent bijvoeglijk naamwoord
-
vaststaand bijvoeglijk naamwoord
-
volstrekt bijvoeglijk naamwoord
-
vast en zeker bijvoeglijk naamwoord
-
ten enenmale bijvoeglijk naamwoord
-
-
sûr (qui défend son bon droit; conscient; qui ne se laisse pas faire)
mondig; voor zichzelf opkomend-
mondig bijvoeglijk naamwoord
-
voor zichzelf opkomend bijvoeglijk naamwoord
-
-
sûr (de façon décidée; agissant; ferme; résolu; intrépide; hardi; crâne; efficace; décidé; brave; expéditif)
krachtig; beslist; doortastend; kordaat; ferm; krachtdadig-
krachtig bijvoeglijk naamwoord
-
beslist bijvoeglijk naamwoord
-
doortastend bijvoeglijk naamwoord
-
kordaat bijvoeglijk naamwoord
-
ferm bijvoeglijk naamwoord
-
krachtdadig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor sûr:
Synoniemen voor "sûr":
Wiktionary: sûr
sûr
Cross Translation:
adjective
sûr
-
dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.
- sûr → safe; veilig; zeker; goedaardig; ongevaarlijk; behouden; geborgen; betrouwbaar; vertrouwd; bona fide; gewis; stellig; vast; vaststaand; verzekerd; wis
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sûr | → betrouwbaar; zeker | ↔ reliable — fit to be relied on |
• sûr | → veilig; ongevaarlijk | ↔ safe — free from risk |
• sûr | → veilig | ↔ safe — providing protection from danger |
• sûr | → degelijk | ↔ sound — complete, solid, or secure |
• sûr | → zeker | ↔ sure — certain, reliable |
• sûr | → degelijk | ↔ verlässlich — so, dass man sich darauf verlassen kann |