Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor sonder (Frans) in het Nederlands

sonder:

sonder werkwoord (sonde, sondes, sondons, sondez, )

  1. sonder (mesurer; arpenter; jauger)
    meten; peilen; diepte bepalen; opmeten
    • meten werkwoord (meet, mat, maten, gemeten)
    • peilen werkwoord (peil, peilt, peilde, peilden, gepeild)
    • diepte bepalen werkwoord
    • opmeten werkwoord (meet op, mat op, maten op, opgemeten)
  2. sonder (cathétériser)
    sonderen; met sonde onderzoeken
  3. sonder (tâter)
    polsen
    • polsen werkwoord (pols, polst, polste, polsten, gepolst)
  4. sonder (explorer; reconnaître; fouiller)
    aftasten; bevoelen
    • aftasten werkwoord (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)
    • bevoelen werkwoord (bevoel, bevoelt, bevoelde, bevoelden, bevoeld)
  5. sonder (fouiller; scruter)
    doorzoeken
    • doorzoeken werkwoord (doorzoek, doorzoekt, doorzocht, doorzochten, doorzocht)
  6. sonder (viser; plomber)
  7. sonder (venir se tenir au courant; faire le point)
  8. sonder (frapper contre; taper sur)
    bekloppen; tegen kloppen
  9. sonder (interroger; approfondir)
    uitvorsen
    • uitvorsen werkwoord (vors uit, vorst uit, vorste uit, vorsten uit, uitgevorst)

Conjugations for sonder:

Présent
  1. sonde
  2. sondes
  3. sonde
  4. sondons
  5. sondez
  6. sondent
imparfait
  1. sondais
  2. sondais
  3. sondait
  4. sondions
  5. sondiez
  6. sondaient
passé simple
  1. sondai
  2. sondas
  3. sonda
  4. sondâmes
  5. sondâtes
  6. sondèrent
futur simple
  1. sonderai
  2. sonderas
  3. sondera
  4. sonderons
  5. sonderez
  6. sonderont
subjonctif présent
  1. que je sonde
  2. que tu sondes
  3. qu'il sonde
  4. que nous sondions
  5. que vous sondiez
  6. qu'ils sondent
conditionnel présent
  1. sonderais
  2. sonderais
  3. sonderait
  4. sonderions
  5. sonderiez
  6. sonderaient
passé composé
  1. ai sondé
  2. as sondé
  3. a sondé
  4. avons sondé
  5. avez sondé
  6. ont sondé
divers
  1. sonde!
  2. sondez!
  3. sondons!
  4. sondé
  5. sondant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor sonder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftasten fouiller; tâter; tâtonner
bekloppen tapage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftasten explorer; fouiller; reconnaître; sonder examiner; explorer; fouiller; prospecter; reconnaître; éclairer
bekloppen frapper contre; sonder; taper sur
bevoelen explorer; fouiller; reconnaître; sonder palper; toucher; tâter; tâtonner
diepte bepalen arpenter; jauger; mesurer; sonder
diepte loden plomber; sonder; viser
doorzoeken fouiller; scruter; sonder
met sonde onderzoeken cathétériser; sonder
meten arpenter; jauger; mesurer; sonder
opmeten arpenter; jauger; mesurer; sonder
peilen arpenter; jauger; mesurer; sonder
polsen sonder; tâter
poolshoogte nemen faire le point; sonder; venir se tenir au courant
sonderen cathétériser; sonder
tegen kloppen frapper contre; sonder; taper sur
uitvorsen approfondir; interroger; sonder

Synoniemen voor "sonder":


Wiktionary: sonder

sonder
verb
  1. À trier
sonder
verb
  1. het peilen van waterdiepte
  2. iemand vragen naar zijn mening, interesse voor iets

Cross Translation:
FromToVia
sonder peilen cast — to heave a lead and line in order to ascertain the depth of water



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sonder (Nederlands) in het Frans

sonderen:

sonderen werkwoord (sonder, sondert, sonderde, sonderden, gesonderd)

  1. sonderen (met sonde onderzoeken)
    sonder; cathétériser
    • sonder werkwoord (sonde, sondes, sondons, sondez, )
    • cathétériser werkwoord

Conjugations for sonderen:

o.t.t.
  1. sonder
  2. sondert
  3. sondert
  4. sonderen
  5. sonderen
  6. sonderen
o.v.t.
  1. sonderde
  2. sonderde
  3. sonderde
  4. sonderden
  5. sonderden
  6. sonderden
v.t.t.
  1. heb gesonderd
  2. hebt gesonderd
  3. heeft gesonderd
  4. hebben gesonderd
  5. hebben gesonderd
  6. hebben gesonderd
v.v.t.
  1. had gesonderd
  2. had gesonderd
  3. had gesonderd
  4. hadden gesonderd
  5. hadden gesonderd
  6. hadden gesonderd
o.t.t.t.
  1. zal sonderen
  2. zult sonderen
  3. zal sonderen
  4. zullen sonderen
  5. zullen sonderen
  6. zullen sonderen
o.v.t.t.
  1. zou sonderen
  2. zou sonderen
  3. zou sonderen
  4. zouden sonderen
  5. zouden sonderen
  6. zouden sonderen
en verder
  1. ben gesonderd
  2. bent gesonderd
  3. is gesonderd
  4. zijn gesonderd
  5. zijn gesonderd
  6. zijn gesonderd
diversen
  1. sonder!
  2. sondert!
  3. gesonderd
  4. sonderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sonderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cathétériser met sonde onderzoeken; sonderen
sonder met sonde onderzoeken; sonderen aftasten; bekloppen; bevoelen; diepte bepalen; diepte loden; doorzoeken; meten; opmeten; peilen; polsen; poolshoogte nemen; tegen kloppen; uitvorsen