Frans

Uitgebreide vertaling voor se disputer (Frans) in het Nederlands

se disputer vorm van disputer:

disputer werkwoord (dispute, disputes, disputons, disputez, )

  1. disputer (contester; attaquer)
    betwisten; aanvechten; bestrijden
    • betwisten werkwoord (betwist, betwistte, betwistten, betwist)
    • aanvechten werkwoord (vecht aan, vocht aan, vochten aan, aangevochten)
    • bestrijden werkwoord (bestrijd, bestrijdt, bestreed, bestreden, bestreden)

Conjugations for disputer:

Présent
  1. dispute
  2. disputes
  3. dispute
  4. disputons
  5. disputez
  6. disputent
imparfait
  1. disputais
  2. disputais
  3. disputait
  4. disputions
  5. disputiez
  6. disputaient
passé simple
  1. disputai
  2. disputas
  3. disputa
  4. disputâmes
  5. disputâtes
  6. disputèrent
futur simple
  1. disputerai
  2. disputeras
  3. disputera
  4. disputerons
  5. disputerez
  6. disputeront
subjonctif présent
  1. que je dispute
  2. que tu disputes
  3. qu'il dispute
  4. que nous disputions
  5. que vous disputiez
  6. qu'ils disputent
conditionnel présent
  1. disputerais
  2. disputerais
  3. disputerait
  4. disputerions
  5. disputeriez
  6. disputeraient
passé composé
  1. ai disputé
  2. as disputé
  3. a disputé
  4. avons disputé
  5. avez disputé
  6. ont disputé
divers
  1. dispute!
  2. disputez!
  3. disputons!
  4. disputé
  5. disputant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor disputer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvechten dispute; lutte
bestrijden dispute; lutte
betwisten dispute; lutte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvechten attaquer; contester; disputer
bestrijden attaquer; contester; disputer battre; combattre
betwisten attaquer; contester; disputer

Synoniemen voor "disputer":


Wiktionary: disputer

disputer
verb
  1. Être en discussion plus ou moins vif à propos d’opinions, d’intérêts.
disputer

se disputer:

se disputer werkwoord

  1. se disputer (se quereller; argumenter; se chamailler)
    ruziën; ruzie maken; twisten; krakelen; kiften; kijven
    • ruziën werkwoord (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • ruzie maken werkwoord (maak ruzie, maakt ruzie, maakte ruzie, maakten ruzie, ruzie gemaakt)
    • twisten werkwoord (twist, twistte, twistten, getwist)
    • krakelen werkwoord
    • kiften werkwoord (kift, kiftte, kiftten, gekift)
    • kijven werkwoord (kijf, kijft, keef, keven, gekeven)
  2. se disputer (injurier; insulter; se quereller; )
    schelden; uitschelden; beledigen; uitjouwen; uitmaken voor
    • schelden werkwoord (scheld, scheldt, schold, scholden, gescholden)
    • uitschelden werkwoord (scheld uit, scheldt uit, schold uit, scholden uit, uitgescholden)
    • beledigen werkwoord (beledig, beledigt, beledigde, beledigden, beledigd)
    • uitjouwen werkwoord
    • uitmaken voor werkwoord (maak uit voor, maakt uit voor, maakte uit voor, maakten uit voor, uitgemaakt voor)
  3. se disputer (polémiquer; discuter)
    ruzieën; bekvechten; twisten; hakketakken; bakkeleien
    • ruzieën werkwoord (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • bekvechten werkwoord (bekvecht, bekvechtte, bekvechtten, gebekvecht)
    • twisten werkwoord (twist, twistte, twistten, getwist)
    • hakketakken werkwoord (hakketak, hakketakt, hakketakte, hakketakten, gehakketakt)
    • bakkeleien werkwoord (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)

Vertaal Matrix voor se disputer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ruzie maken dispute
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakkeleien discuter; polémiquer; se disputer aller sur le pré; battre le fer; castagner; se bagarrer; se battre; se battre en duel; se chamailler; se cogner; se quereller; tabasser; taper dur
bekvechten discuter; polémiquer; se disputer
beledigen injurier; insulter; proférer des injures; râler contre; se disputer; se quereller; tempêter contre qn; traiter quelqu'un de tous les noms; vociférer contre qn.
hakketakken discuter; polémiquer; se disputer
kiften argumenter; se chamailler; se disputer; se quereller se chamailler; se quereller
kijven argumenter; se chamailler; se disputer; se quereller
krakelen argumenter; se chamailler; se disputer; se quereller
ruzie maken argumenter; se chamailler; se disputer; se quereller
ruzieën discuter; polémiquer; se disputer
ruziën argumenter; se chamailler; se disputer; se quereller
schelden injurier; insulter; proférer des injures; râler contre; se disputer; se quereller; tempêter contre qn; traiter quelqu'un de tous les noms; vociférer contre qn.
twisten argumenter; discuter; polémiquer; se chamailler; se disputer; se quereller argumenter; contester; contredire; controverser; courber à plusieurs reprises; discuter; débattre; répliquer
uitjouwen injurier; insulter; proférer des injures; râler contre; se disputer; se quereller; tempêter contre qn; traiter quelqu'un de tous les noms; vociférer contre qn. huer
uitmaken voor injurier; insulter; proférer des injures; râler contre; se disputer; se quereller; tempêter contre qn; traiter quelqu'un de tous les noms; vociférer contre qn.
uitschelden injurier; insulter; proférer des injures; râler contre; se disputer; se quereller; tempêter contre qn; traiter quelqu'un de tous les noms; vociférer contre qn. engueuler; enguirlander; incendier; injurier; insulter; invectiver; sonner les cloches à

Wiktionary: se disputer

se disputer
verb
  1. (inergatief) ruzie maken.

Cross Translation:
FromToVia
se disputer bakkeleien streiten(sich mit jemandem über etwas streiten) wütend eine Auseinandersetzung haben
se disputer bakkeleien streiten(sich mit jemandem um etwas streiten) einen aggressiven Kampf führen, um etwas zu erlangen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van se disputer