Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: importuner

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: importuner

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. importuner:

Frans

Uitgebreide vertaling voor importuner (Frans) in het Nederlands

importuner:

importuner werkwoord (importune, importunes, importunons, importunez, )

  1. importuner (harceler; ennuyer; déranger; agacer; gêner)
    lastigvallen; teisteren
    • lastigvallen werkwoord (val lastig, valt lastig, viel lastig, vielen lastig, lastig gevallen)
    • teisteren werkwoord (teister, teistert, teisterde, teisterden, geteisterd)
  2. importuner (accabler; charger)
    belasten; opdragen
    • belasten werkwoord (belast, belastte, belastten, belast)
    • opdragen werkwoord (draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)
  3. importuner (agacer; embêter; enquiquiner; )
    pesten; plagen; koeioneren; kwellen; treiteren; tergen; narren; tarten; sarren
    • pesten werkwoord (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen werkwoord (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • koeioneren werkwoord (koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)
    • kwellen werkwoord (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • treiteren werkwoord (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tergen werkwoord (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
    • narren werkwoord
    • tarten werkwoord (tart, tartte, tartten, getart)
    • sarren werkwoord (sar, sart, sarde, sarden, sarde)
  4. importuner (déranger)
    ontrieven
    • ontrieven werkwoord (ontrief, ontrieft, ontriefde, ontriefden, ontriefd)

Conjugations for importuner:

Présent
  1. importune
  2. importunes
  3. importune
  4. importunons
  5. importunez
  6. importunent
imparfait
  1. importunais
  2. importunais
  3. importunait
  4. importunions
  5. importuniez
  6. importunaient
passé simple
  1. importunai
  2. importunas
  3. importuna
  4. importunâmes
  5. importunâtes
  6. importunèrent
futur simple
  1. importunerai
  2. importuneras
  3. importunera
  4. importunerons
  5. importunerez
  6. importuneront
subjonctif présent
  1. que j'importune
  2. que tu importunes
  3. qu'il importune
  4. que nous importunions
  5. que vous importuniez
  6. qu'ils importunent
conditionnel présent
  1. importunerais
  2. importunerais
  3. importunerait
  4. importunerions
  5. importuneriez
  6. importuneraient
passé composé
  1. ai importuné
  2. as importuné
  3. a importuné
  4. avons importuné
  5. avez importuné
  6. ont importuné
divers
  1. importune!
  2. importunez!
  3. importunons!
  5. importuné
  6. importunant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor importuner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plagen atrocités; horreurs; misères; tortures; tourments; épouvantes
treiteren tracasserie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belasten accabler; charger; importuner
koeioneren agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
kwellen agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser blesser; faire tort à; martyriser; tenailler; torturer; tourmenter
lastigvallen agacer; déranger; ennuyer; gêner; harceler; importuner
narren agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser
ontrieven déranger; importuner
opdragen accabler; charger; importuner assigner; charger; charger une personne de quelque chose; commander; consacrer à; dicter; diriger; donner charge de; décréter; dévouer; enjoindre; instruer; obliger à; ordonner; prescrire; régir; sommer
pesten agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
plagen agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
sarren agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
tarten agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
teisteren agacer; déranger; ennuyer; gêner; harceler; importuner
tergen agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner
treiteren agacer; assommer; brimer; brusquer; embarrasser; embêter; enquiquiner; importuner; incommoder; intimider; maltraiter; rudoyer; tyranniser agacer; asticoter; enquiquiner; harceler; irriter; taquiner

Synoniemen voor "importuner":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0922 seconde
Page rendered in 1.0 seconds