Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
bâtonner:
-
Wiktionary:
bâtonner → slaan, met een stok slaan
bâtonner → afranselen, [[stokslagen geven]], slaan, neerknuppelen -
Synoniemen voor "bâtonner":
bastonner; battre; administrer; appliquer; infliger; châtier; corriger; frapper; malmener; maltraiter; taper; assommer; boxer; calotter
-
Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor bâtonner (Frans) in het Nederlands
Spelling Suggesties voor: bâtonner
bâtonner:
Synoniemen voor "bâtonner":
Wiktionary: bâtonner
bâtonner
Cross Translation:
verb
-
frapper de coups de bâtonréf|1&2.
- bâtonner → slaan; met een stok slaan
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • bâtonner | → afranselen; [[stokslagen geven]] | ↔ cane — to beat with a cane |
| • bâtonner | → slaan; neerknuppelen | ↔ club — to hit with a club |
Computer vertaling door derden:
Nederlands