Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ressentir:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor ressentir (Frans) in het Nederlands

ressentir:

ressentir werkwoord (ressens, ressent, ressentons, ressentez, )

  1. ressentir (subir; sentir; éprouver; )
    ondervinden; ervaren; beleven; gewaarworden; voelen
    • ondervinden werkwoord (ondervind, ondervindt, ondervond, ondervonden, ondervonden)
    • ervaren werkwoord (ervaar, ervaart, ervaarde, ervaarden, ervaard)
    • beleven werkwoord (beleef, beleeft, beleefde, beleefden, beleefd)
    • gewaarworden werkwoord (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
  2. ressentir (pressentir; sentir; apercevoir; éprouver; se rendre compte de)
    aanvoelen; voorvoelen
    • aanvoelen werkwoord (voel aan, voelt aan, voelde aan, voelden aan, aangevoeld)
    • voorvoelen werkwoord (voorvoel, voorvoelt, voorvoelde, voorvoelden, voorvoeld)

Conjugations for ressentir:

Présent
  1. ressens
  2. ressens
  3. ressent
  4. ressentons
  5. ressentez
  6. ressentent
imparfait
  1. ressentais
  2. ressentais
  3. ressentait
  4. ressentions
  5. ressentiez
  6. ressentaient
passé simple
  1. ressentis
  2. ressentis
  3. ressentit
  4. ressentîmes
  5. ressentîtes
  6. ressentirent
futur simple
  1. ressentirai
  2. ressentiras
  3. ressentira
  4. ressentirons
  5. ressentirez
  6. ressentiront
subjonctif présent
  1. que je ressente
  2. que tu ressentes
  3. qu'il ressente
  4. que nous ressentions
  5. que vous ressentiez
  6. qu'ils ressentent
conditionnel présent
  1. ressentirais
  2. ressentirais
  3. ressentirait
  4. ressentirions
  5. ressentiriez
  6. ressentiraient
passé composé
  1. ai ressenti
  2. as ressenti
  3. a ressenti
  4. avons ressenti
  5. avez ressenti
  6. ont ressenti
divers
  1. ressens!
  2. ressentez!
  3. ressentons!
  4. ressenti
  5. ressentant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor ressentir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoelen disposition; don; intuition
ondervinden expérience
voelen fouiller; tâter; tâtonner
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoelen apercevoir; pressentir; ressentir; se rendre compte de; sentir; éprouver
beleven remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver
ervaren remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver
gewaarworden remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver apercevoir; constater; discerner; distinguer; observer; percevoir; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; signaler; voir
ondervinden remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver
voelen remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver apercevoir; compatir; comprendre; considérer; constater; distinguer; envisager; figurer; observer; palper; parler sérieusement; percevoir; présenter; remarquer; représenter; s'apercevoir de; s'aviser de; s'identifier à; s'imaginer; saisir par la perception; se figurer; se mettre dans la peau de; se rendre compte de; sentir; toucher; tâter; tâtonner; voir
voorvoelen apercevoir; pressentir; ressentir; se rendre compte de; sentir; éprouver
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ervaren entraîné; expérimenté; habile; qualifié

Synoniemen voor "ressentir":


Wiktionary: ressentir

ressentir
verb
  1. Sentir, éprouver.