Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: corrompre

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: corrompre

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. corrompre:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor corrompre (Frans) in het Nederlands

corrompre:

corrompre werkwoord (corromps, corromp, corrompons, corrompez, )

  1. corrompre (acheter)
    omkopen; corrumperen
    • omkopen werkwoord (koop om, koopt om, kocht om, kochten om, omgekocht)
    • corrumperen werkwoord (corrumpeer, corrumpeert, corrumpeerde, corrumpeerden, gecorrumpeerd)
  2. corrompre (ruiner; gâcher)
    corrumperen; verderven
    • corrumperen werkwoord (corrumpeer, corrumpeert, corrumpeerde, corrumpeerden, gecorrumpeerd)
    • verderven werkwoord (verderf, verderft, verdierf, verdierven, verdorven)
  3. corrompre (bousiller; détériorer; gâcher; )
    verpesten; bederven; verknoeien; stukmaken; verklungelen; verzieken; verbroddelen; verknallen
    • verpesten werkwoord (verpest, verpestte, verpestten, verpest)
    • bederven werkwoord (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • verknoeien werkwoord (verknoei, verknoeit, verknoeide, verknoeiden, verknoeid)
    • stukmaken werkwoord (maak stuk, maakt stuk, maakte stuk, maakten stuk, stukgemaakt)
    • verklungelen werkwoord (verklungel, verklungelt, verklungelde, verklungelden, verklungeld)
    • verzieken werkwoord
    • verbroddelen werkwoord (verbroddel, verbroddelt, verbroddelde, verbroddelden, verbroddeld)
    • verknallen werkwoord (verknal, verknalt, verknalde, verknalden, verknald)
  4. corrompre (gâcher; empoisonner; gâter; empester)
    bederven; verpesten; vergallen; verknoeien
    • bederven werkwoord (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • verpesten werkwoord (verpest, verpestte, verpestten, verpest)
    • vergallen werkwoord (vergal, vergalt, vergalde, vergalden, vergald)
    • verknoeien werkwoord (verknoei, verknoeit, verknoeide, verknoeiden, verknoeid)
  5. corrompre (se décomposer; se gâter; gâcher; )
    bederven; vergaan; rotten; verrotten; wegrotten
    • bederven werkwoord (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • vergaan werkwoord (verga, vergaat, verging, vergingen, vergaan)
    • rotten werkwoord (rot, rotte, rotten, gerot)
    • verrotten werkwoord (verrot, verrotte, verrotten, verrot)
    • wegrotten werkwoord (rot weg, rotte weg, rotten weg, weggerot)

Conjugations for corrompre:

Présent
  1. corromps
  2. corromps
  3. corromp
  4. corrompons
  5. corrompez
  6. corrompent
imparfait
  1. corrompais
  2. corrompais
  3. corrompait
  4. corrompions
  5. corrompiez
  6. corrompaient
passé simple
  1. corrompis
  2. corrompis
  3. corrompit
  4. corrompîmes
  5. corrompîtes
  6. corrompirent
futur simple
  1. corromprai
  2. corrompras
  3. corrompra
  4. corromprons
  5. corromprez
  6. corrompront
subjonctif présent
  1. que je corrompe
  2. que tu corrompes
  3. qu'il corrompe
  4. que nous corrompions
  5. que vous corrompiez
  6. qu'ils corrompent
conditionnel présent
  1. corromprais
  2. corromprais
  3. corromprait
  4. corromprions
  5. corrompriez
  6. corrompraient
passé composé
  1. ai corrompu
  2. as corrompu
  3. a corrompu
  4. avons corrompu
  5. avez corrompu
  6. ont corrompu
divers
  1. corromps!
  2. corrompez!
  3. corrompons!
  5. corrompu
  6. corrompant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor corrompre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bederven dissolution; décomposition; pourriture; putréfaction
vergaan dissolution; décomposition; pourriture; putréfaction
verrotten dissolution; décomposition; pourriture; putréfaction
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bederven abîmer; bousiller; briser; casser; corrompre; décomposer; défigurer; dégénérer; dépérir; détériorer; empester; empoisonner; gaspiller; gâcher; gâter; mutiler; pervertir; pourrir; rompre; ruiner; s'avarier; se corroder; se décomposer; se détériorer; se gâter; se pourrir; se putréfier abîmer; blesser; briser; brouiller; broyer; casser; dégrader; démolir; détruire; endommager; esquinter; faire mal à; fracasser; nuire; nuire à; ruiner
corrumperen acheter; corrompre; gâcher; ruiner
omkopen acheter; corrompre
rotten corrompre; décomposer; dégénérer; gâcher; gâter; pervertir; pourrir; s'avarier; se corroder; se décomposer; se détériorer; se gâter; se pourrir; se putréfier décomposer; gâcher; pourrir; périr; se corroder; se décomposer; se gâter; se putréfier; tomber en pourriture
stukmaken abîmer; bousiller; briser; casser; corrompre; défigurer; dépérir; détériorer; gaspiller; gâcher; gâter; mutiler; pervertir; rompre; ruiner briser; déroger; interrompre; rompre; transgresser
verbroddelen abîmer; bousiller; briser; casser; corrompre; défigurer; dépérir; détériorer; gaspiller; gâcher; gâter; mutiler; pervertir; rompre; ruiner
verderven corrompre; gâcher; ruiner dégénérer; dépraver; s'abâtardir; se corrompre; se dégrader
vergaan corrompre; décomposer; dégénérer; gâcher; gâter; pervertir; pourrir; s'avarier; se corroder; se décomposer; se détériorer; se gâter; se pourrir; se putréfier aborder; aboutir; aboutir à; aller à la ruine; arriver; arriver à; atteindre; atterrir; courir à sa perte; courir à sa ruine; descendre; décomposer; délabrer; dépérir; expirer; finir; gâcher; parvenir; parvenir à; passer; pourrir; prendre fin; périr; réussir; s'achever; s'arrêter; s'écouler; se corroder; se décomposer; se gâter; se passer; se putréfier; se retrouver; se terminer; se terminer par; sombrer; stopper; terminer; tomber dans; tomber en pourriture
vergallen corrompre; empester; empoisonner; gâcher; gâter
verklungelen abîmer; bousiller; briser; casser; corrompre; défigurer; dépérir; détériorer; gaspiller; gâcher; gâter; mutiler; pervertir; rompre; ruiner
verknallen abîmer; bousiller; briser; casser; corrompre; défigurer; dépérir; détériorer; gaspiller; gâcher; gâter; mutiler; pervertir; rompre; ruiner
verknoeien abîmer; bousiller; briser; casser; corrompre; défigurer; dépérir; détériorer; empester; empoisonner; gaspiller; gâcher; gâter; mutiler; pervertir; rompre; ruiner aigrir; dissiper; empoisonner; enfieller; exaspérer; gaspiller; gâter; irriter
verpesten abîmer; bousiller; briser; casser; corrompre; défigurer; dépérir; détériorer; empester; empoisonner; gaspiller; gâcher; gâter; mutiler; pervertir; rompre; ruiner contaminer; empoisonner; gâter quelque chose; infecter; intoxiquer; souiller
verrotten corrompre; décomposer; dégénérer; gâcher; gâter; pervertir; pourrir; s'avarier; se corroder; se décomposer; se détériorer; se gâter; se pourrir; se putréfier décomposer; gâcher; pourrir; périr; se corroder; se décomposer; se gâter; se putréfier; sombrer; tomber en pourriture
verzieken abîmer; bousiller; briser; casser; corrompre; défigurer; dépérir; détériorer; gaspiller; gâcher; gâter; mutiler; pervertir; rompre; ruiner brouiller; dégrader; ruiner
wegrotten corrompre; décomposer; dégénérer; gâcher; gâter; pervertir; pourrir; s'avarier; se corroder; se décomposer; se détériorer; se gâter; se pourrir; se putréfier décomposer; gâcher; pourrir; périr; se corroder; se décomposer; se gâter; se putréfier; sombrer; tomber en pourriture
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vergaan corrompu; dégénéré; dépravé; immoral; mal; moisi; passé; perdu; perverti; pourri; putride; ranci

Synoniemen voor "corrompre":


Wiktionary: corrompre

corrompre
verb
  1. gâter, altérer, changer en mal.
corrompre
verb
  1. (iemand ~) met behulp van geschenken, geld e.d. overhalen om van zijn plicht, partij, overtuiging te verzakent
Cross Translation:
FromToVia
• corrompre → omkopen ↔ bribe — to give a bribe
• corrompre → verworden; verderven ↔ corrupt — to change from good to bad
• corrompre → omkopen; smeren ↔ grease — to bribe

Verwante vertalingen van corrompre







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0607 seconde
Page rendered in 1.0 seconds