Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ascendant:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor ascendant (Frans) in het Nederlands

ascendant:

ascendant bijvoeglijk naamwoord

  1. ascendant (en haut; en montant; vers le haut)
    omhoog; opwaarts
  2. ascendant (à un étage plus élevé; en haut; montant; )
    naar boven; naar hogere verdieping
  3. ascendant (de manière ascendante; en haut; en hauteur; )
    opstijgend; stijgend
  4. ascendant (en amont; en haut; montant; )
    bovenwaarts
  5. ascendant (graduel; graduellement; par degrés)
    gradueel; opklimmend; trapsgewijs

Vertaal Matrix voor ascendant:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bovenwaarts ascendant; de manière ascendante; en amont; en haut; en hauteur; grimpant; montant; vers le ciel; vers le haut
gradueel ascendant; graduel; graduellement; par degrés
opwaarts ascendant; en haut; en montant; vers le haut
trapsgewijs ascendant; graduel; graduellement; par degrés cascade
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omhoog ascendant; en haut; en montant; vers le haut en haut; montant; vers le haut
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
naar boven ascendant; de manière ascendante; en amont; en haut; en hauteur; en l'air; grimpant; montant; vers le ciel; vers le haut; à un étage plus élevé en haut; montant; vers le haut
naar hogere verdieping ascendant; de manière ascendante; en amont; en haut; en hauteur; en l'air; grimpant; montant; vers le ciel; vers le haut; à un étage plus élevé
opklimmend ascendant; graduel; graduellement; par degrés
opstijgend ascendant; de manière ascendante; en amont; en haut; en hauteur; en l'air; grimpant; montant; vers le ciel; vers le haut
stijgend ascendant; de manière ascendante; en amont; en haut; en hauteur; en l'air; grimpant; montant; vers le ciel; vers le haut grimpant; montant

Synoniemen voor "ascendant":


Wiktionary: ascendant

ascendant
adjective
  1. qui va en montant.

Cross Translation:
FromToVia
ascendant voorouder antecedent — ancestor
ascendant overwicht; overhand ascendancy — supremacy; superiority; dominant control