Frans

Uitgebreide vertaling voor suffire (Frans) in het Nederlands

suffire:

suffire werkwoord (suffis, suffit, suffisons, suffisez, )

  1. suffire (satisfaire)
    voldoen; volstaan
    • voldoen werkwoord (voldoe, voldoet, voldeed, voldeden, voldaan)
    • volstaan werkwoord (volsta, volstaat, volstond, volstonden, volstaan)
  2. suffire (être suffisant)
    voldoende zijn
    • voldoende zijn werkwoord (ben voldoende, bent voldoende, is voldoende, was voldoende, waren voldoende, voldoende geweest)
  3. suffire
    toereikend zijn; genoeg zijn
    • toereikend zijn werkwoord (ben toereikend, bent toereikend, was toereikend, waren toereikend, toereikend geweest)
    • genoeg zijn werkwoord (is genoeg, was genoeg, genoeg geweest)
  4. suffire (satisfaire; assouvir; se contenter de; )
    tevreden stellen; vergenoegen
    • tevreden stellen werkwoord (stel tevreden, stelt tevreden, stelde tevreden, stelden tevreden, tevreden gesteld)
    • vergenoegen werkwoord (vergenoeg, vergenoegt, vergenoegde, vergenoegden, vergenoegd)

Conjugations for suffire:

Présent
  1. suffis
  2. suffis
  3. suffit
  4. suffisons
  5. suffisez
  6. suffisent
imparfait
  1. suffisais
  2. suffisais
  3. suffisait
  4. suffisions
  5. suffisiez
  6. suffisaient
passé simple
  1. suffis
  2. suffis
  3. suffit
  4. suffîmes
  5. suffîtes
  6. suffirent
futur simple
  1. suffirai
  2. suffiras
  3. suffira
  4. suffirons
  5. suffirez
  6. suffiront
subjonctif présent
  1. que je suffise
  2. que tu suffises
  3. qu'il suffise
  4. que nous suffisions
  5. que vous suffisiez
  6. qu'ils suffisent
conditionnel présent
  1. suffirais
  2. suffirais
  3. suffirait
  4. suffirions
  5. suffiriez
  6. suffiraient
passé composé
  1. ai suffit
  2. as suffit
  3. a suffit
  4. avons suffit
  5. avez suffit
  6. ont suffit
divers
  1. suffis!
  2. suffisez!
  3. suffisons!
  4. suffit
  5. suffisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor suffire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voldoen acquittement; contribution; paiement; remboursement; règlement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
genoeg zijn suffire
tevreden stellen apaiser; assouvir; contenter; pacifier; satisfaire; se contenter de; suffire
toereikend zijn suffire
vergenoegen apaiser; assouvir; contenter; pacifier; satisfaire; se contenter de; suffire se contenter de
voldoen satisfaire; suffire achever; acquitter; assimiler; niveler; payer; payer la note; régler; régler une facture; s'acquitter de; satisfaire; solder; égaliser
voldoende zijn suffire; être suffisant
volstaan satisfaire; suffire

Synoniemen voor "suffire":


Wiktionary: suffire

suffire
verb
  1. Pouvoir satisfaire à quelque chose ou à un but donné.

Cross Translation:
FromToVia
suffire voldoende; voldoen genügen — für einen bestimmten Zweck in ausreichendem Maß zur Verfügung stehen
suffire genoeg; zijn; volstaan; voldoen suffice — be enough, sufficient, adequate

Verwante vertalingen van suffire