Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- voile:
- voilé:
- voiler:
- Wiktionary:
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
Frans
Uitgebreide vertaling voor voile (Frans) in het Nederlands
voile:
-
le voile (voilette)
-
le voile (brouillard; brume; obscurité; buée; vapeur)
-
le voile (brume sèche; brouillard; brume; voile de brume)
Vertaal Matrix voor voile:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dekmantel | couvert; manteaux; prétexte; voile | apparence; camouflage; changement d'habits; couverture; devanture; déguisement; façade; manteau; mascarade; masque; pignon; travestissement |
heiigheid | brouillard; brume; brume sèche; voile; voile de brume | |
mist | brouillard; brume; buée; obscurité; vapeur; voile | |
nevel | brouillard; brume; buée; obscurité; vapeur; voile | |
sluier | voile; voilette | |
tuigage | gréement; voile | gréement |
voile | voile; voilette | |
waas | brouillard; brume; brume sèche; buée; obscurité; vapeur; voile; voile de brume | petit peu; rien |
zeilsport | voile; yachting | |
zeilwerk | gréement; voile |
Synoniemen voor "voile":
Wiktionary: voile
voile
Cross Translation:
noun
voile
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voile | → sluier | ↔ Schleier — dünner, halbdurchsichtiger Stoff zur Verhüllung von Kopf/Gesicht (einer Frau) |
• voile | → zeil | ↔ Segel — ein Stück Stoff zur Nutzung des Windes für die Fortbewegung von Schiffen und Fahrzeugen |
• voile | → zeil | ↔ sail — a piece of fabric attached to a boat |
• voile | → sluier | ↔ veil — covering for a person or thing |
• voile | → nikab | ↔ yashmak — a veil worn by Muslim women |
voilé:
-
voilé (caché; clandestin; déguisé; en cachette; secret; clandestinement; estompé; fleuri)
verborgen; verdoezeld; verscholen; verhuld; verholen; verbloemd-
verborgen bijvoeglijk naamwoord
-
verdoezeld bijvoeglijk naamwoord
-
verscholen bijvoeglijk naamwoord
-
verhuld bijvoeglijk naamwoord
-
verholen bijvoeglijk naamwoord
-
verbloemd bijvoeglijk naamwoord
-
-
voilé (vague; flou; vaguement; vaporeux; vaporeusement)
onduidelijk; wazig; vaag; flauw; mistig; vagelijk; nevelachtig; onhelder-
onduidelijk bijvoeglijk naamwoord
-
wazig bijvoeglijk naamwoord
-
vaag bijvoeglijk naamwoord
-
flauw bijvoeglijk naamwoord
-
mistig bijvoeglijk naamwoord
-
vagelijk bijwoord
-
nevelachtig bijvoeglijk naamwoord
-
onhelder bijvoeglijk naamwoord
-
-
voilé (bébête; éteint; sans souffle; sans inspiration; terne)
-
voilé (masqué)
bedekt; verholen; versluierd; verkapt; verbloemd-
bedekt bijvoeglijk naamwoord
-
verholen bijvoeglijk naamwoord
-
versluierd bijvoeglijk naamwoord
-
verkapt bijvoeglijk naamwoord
-
verbloemd bijvoeglijk naamwoord
-
-
voilé
-
voilé (crépusculaire; tamisé; diffus; faible)
-
voilé (vaguement visible; estompé; vague; flou; vaguement)
vaag; wazig; vaag zichtbaar-
vaag bijvoeglijk naamwoord
-
wazig bijvoeglijk naamwoord
-
vaag zichtbaar bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor voilé:
Synoniemen voor "voilé":
voile vorm van voiler:
voiler werkwoord (voile, voiles, voilons, voilez, voilent, voilais, voilait, voilions, voiliez, voilaient, voilai, voilas, voila, voilâmes, voilâtes, voilèrent, voilerai, voileras, voilera, voilerons, voilerez, voileront)
-
voiler (masquer; couvrir; cacher; déguiser; envelopper; dissimuler; camoufler; couvrir de; envelopper de; se draper dans; se revêtir de)
-
voiler (camoufler; cacher; déguiser)
-
voiler (dissimuler; cacher; camoufler; taire; déguiser; abriter; omettre; mettre en sûreté; détenir; receler; retenir; farder)
verbergen; achterhouden; verhullen; verduisteren; verstoppen; versluieren; verheimelijken; bemantelen-
verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
-
voiler (cacher; camoufler; déguiser; mettre en sûreté; abriter; dissimuler; détenir; omettre; receler; retenir; farder; celer; se taire de quelque chose)
verbergen; achterhouden; verstoppen; verduisteren; verheimelijken; wegstoppen-
verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
-
voiler (dissimuler; fleurir; pallier; déguiser; farder; colorer)
Conjugations for voiler:
Présent
- voile
- voiles
- voile
- voilons
- voilez
- voilent
imparfait
- voilais
- voilais
- voilait
- voilions
- voiliez
- voilaient
passé simple
- voilai
- voilas
- voila
- voilâmes
- voilâtes
- voilèrent
futur simple
- voilerai
- voileras
- voilera
- voilerons
- voilerez
- voileront
subjonctif présent
- que je voile
- que tu voiles
- qu'il voile
- que nous voilions
- que vous voiliez
- qu'ils voilent
conditionnel présent
- voilerais
- voilerais
- voilerait
- voilerions
- voileriez
- voileraient
passé composé
- ai voilé
- as voilé
- a voilé
- avons voilé
- avez voilé
- ont voilé
divers
- voile!
- voilez!
- voilons!
- voilé
- voilant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor voiler:
Synoniemen voor "voiler":
Wiktionary: voiler
voiler
verb
-
couvrir d’un voile.
- voiler → sluieren; omsluieren
Verwante vertalingen van voile
Nederlands