Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. plonger:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor plongeant (Frans) in het Nederlands

plongeant:


Synoniemen voor "plongeant":

  • absorbant; hydrophile; essuie-tout; buvant

plongeant vorm van plonger:

plonger werkwoord (plonge, plonges, plongeons, plongez, )

  1. plonger (tremper)
    dippen
    • dippen werkwoord (dip, dipt, dipte, dipten, gedipt)
  2. plonger (tremper; immerger)
    onderdompelen; dompelen; onderduwen
    • onderdompelen werkwoord (dompel onder, dompelt onder, dompelde onder, dompelden onder, ondergedompeld)
    • dompelen werkwoord (dompel, dompelt, dompelde, dompelden, gedompeld)
    • onderduwen werkwoord (duw onder, duwt onder, duwde onder, duwden onder, ondergeduwd)
  3. plonger (renverser; mettre sur le côté; basculer; )
    kantelen; omver kiepen; kiepen; dompen
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
    • omver kiepen werkwoord
    • kiepen werkwoord (kiep, kiept, kiepte, kiepten, gekiept)
    • dompen werkwoord (domp, dompt, dompte, dompten, gedompt)
  4. plonger (jeter à l'eau; faire un plongeon; tomber en faisant un bruit sourd)
    plonzen
    • plonzen werkwoord (plons, plonst, plonsde, plonsden, geplonsd)
  5. plonger
    neerduiken
    • neerduiken werkwoord (duik neer, duikt neer, dook neer, doken neer, neergedoken)

Conjugations for plonger:

Présent
  1. plonge
  2. plonges
  3. plonge
  4. plongeons
  5. plongez
  6. plongent
imparfait
  1. plongeais
  2. plongeais
  3. plongeait
  4. plongions
  5. plongiez
  6. plongeaient
passé simple
  1. plongeai
  2. plongeas
  3. plongea
  4. plongeâmes
  5. plongeâtes
  6. plongèrent
futur simple
  1. plongerai
  2. plongeras
  3. plongera
  4. plongerons
  5. plongerez
  6. plongeront
subjonctif présent
  1. que je plonge
  2. que tu plonges
  3. qu'il plonge
  4. que nous plongions
  5. que vous plongiez
  6. qu'ils plongent
conditionnel présent
  1. plongerais
  2. plongerais
  3. plongerait
  4. plongerions
  5. plongeriez
  6. plongeraient
passé composé
  1. ai plongé
  2. as plongé
  3. a plongé
  4. avons plongé
  5. avez plongé
  6. ont plongé
divers
  1. plonge!
  2. plongez!
  3. plongeons!
  4. plongé
  5. plongeant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor plonger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderdompelen immersion; plongement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dippen plonger; tremper
dompelen immerger; plonger; tremper
dompen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper
kantelen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper basculer; chavirer; convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se renverser; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
kiepen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper basculer; culbuter; dégringoler; tomber
neerduiken plonger
omver kiepen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper
onderdompelen immerger; plonger; tremper plonger dans; tremper
onderduwen immerger; plonger; tremper
plonzen faire un plongeon; jeter à l'eau; plonger; tomber en faisant un bruit sourd

Synoniemen voor "plonger":


Wiktionary: plonger

plonger
verb
  1. Plonger (transitif)
plonger
verb
  1. onder een vloeistofoppervlak laten zakken

Cross Translation:
FromToVia
plonger duiken dive — to jump into water

Computer vertaling door derden: