Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Zoek: peser

Franse en Nederlandse zoekresultaten voor: peser

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. peser:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor peser (Frans) in het Nederlands

peser:

peser werkwoord (pèse, pèses, pesons, pesez, )

  1. peser
    afwegen; uitwegen
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
    • uitwegen werkwoord
  2. peser
    wegen
    – nagaan hoe zwaar het/hij is 1
    • wegen werkwoord (weeg, weegt, woog, wogen, gewogen)
      • hij weegt zich elke dag1
  3. peser (considérer; envisager; délibérer; )
    beschouwen; overwegen; overdenken; afwegen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
  4. peser (presser; appuyer; faire pression; serrer)
    drukken; knellen
    • drukken werkwoord (druk, drukt, drukte, drukten, gedrukt)
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
  5. peser (peser avec soin)
    afwegen; met zorg wegen
  6. peser (considérer; taxer; estimer; évaluer)
    overdenken; consideren; afwegen; beraden; iets overwegen
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • consideren werkwoord
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
    • beraden werkwoord (beraad, beraadt, beraadde, beraadden, beraden)
    • iets overwegen werkwoord

Conjugations for peser:

Présent
  1. pèse
  2. pèses
  3. pèse
  4. pesons
  5. pesez
  6. pèsent
imparfait
  1. pesais
  2. pesais
  3. pesait
  4. pesions
  5. pesiez
  6. pesaient
passé simple
  1. pesai
  2. pesas
  3. pesa
  4. pesâmes
  5. pesâtes
  6. pesèrent
futur simple
  1. pèserai
  2. pèseras
  3. pèsera
  4. pèserons
  5. pèserez
  6. pèseront
subjonctif présent
  1. que je pèse
  2. que tu pèses
  3. qu'il pèse
  4. que nous pesions
  5. que vous pesiez
  6. qu'ils pèsent
conditionnel présent
  1. pèserais
  2. pèserais
  3. pèserait
  4. pèserions
  5. pèseriez
  6. pgseraient
passé composé
  1. ai pesé
  2. as pesé
  3. a pesé
  4. avons pesé
  5. avez pesé
  6. ont pesé
divers
  1. pèse!
  2. pesez!
  3. pesons!
  5. pesé
  6. pesant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor peser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen considération
drukken action d'imprimer
overwegen considération
uitwegen issues; sorties
wegen chaussées; routes; routes carrossables
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen considérer; contempler; délibérer; envisager; estimer; examiner; méditer; peser; peser avec soin; taxer; évaluer apprécier; conjecturer; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; prévaloir; repeser; taxer; évaluer
beraden considérer; estimer; peser; taxer; évaluer
beschouwen considérer; contempler; délibérer; envisager; examiner; méditer; peser considérer; méditer; réfléchir; songer; être pensif
consideren considérer; estimer; peser; taxer; évaluer
drukken appuyer; faire pression; peser; presser; serrer
iets overwegen considérer; estimer; peser; taxer; évaluer
knellen appuyer; faire pression; peser; presser; serrer coincer; compresser; comprimer; happer; manquer; pincer; presser; rogner; saisir; se saigner aux quatre veines pour; serrer; tordre
met zorg wegen peser; peser avec soin
overdenken considérer; contempler; délibérer; envisager; estimer; examiner; méditer; peser; taxer; évaluer apprécier; conjecturer; considérer; deviner; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; méditer; prévaloir; repeser; réfléchir; songer; taxer; évaluer; être pensif
overwegen considérer; contempler; délibérer; envisager; examiner; méditer; peser apprécier; conférer; conjecturer; considérer; deviner; débattre; délibérer; déterminer; estimer; faire une expertise; fixer; prévaloir; repeser; réfléchir; taxer; évaluer
uitwegen peser
wegen peser

Synoniemen voor "peser":


Wiktionary: peser

peser
verb
  1. appuyer fortement sur une chose, faire sentir son poids.
peser
verb
  1. het gewicht/de massa bepalen
  2. een bepaald gewicht/massa als eigenschap hebben
Cross Translation:
FromToVia
• peser → zweven ↔ hang — to float as if suspended
• peser → wegen ↔ weigh — to determine the weight of an object
• peser → wegen ↔ wiegen — (transitiv) das Gewicht von jemandem oder etwas messen
• peser → wegen ↔ wiegen — (intransitiv) ein bestimmtes Gewicht besitzen
• peser → wegen ↔ wägen — schweizerisch, sonst veraltet oder fachsprachlich, transitiv: das Gewicht von etwas mit einer Waage bestimmen

Verwante vertalingen van peser







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0349 seconde
Page rendered in 1.0 seconds